Een lichte aarzeling overwonnen en toegegeven aan een gevoel dat me al tijden niet overvallen had. Het hielp dat Coen Stork in NOVA met pretoogjes betoogde dat ambassades soms ‘iets meer’ moeten doen. Hij memoreerde ooit onderdak te hebben verleend aan een Roemeense mensenrechtenactiviste. Op de vraag van de toenmalige minister van buitenlandse zaken, Van den Broek, of hij soms een asielzoeker in huis had (brrrrrr!), antwoordde hij gedecideerd: ‘Nee, het is een gast.’ De tijden zijn gelukkig veranderd, nu ja dat gevoel bekruipt je.
En dan knaagt er weer twijfel. Een band geboekt voor het Afrika festival krijgt geen visum en komt het land niet in. Van de tien Nigeriaanse kunstenaars wier werk vanaf donderdag in Galerie 23 te bezichtigen is, kwam er aanvankelijk geen een het land in. Na stevige druk door de sponsors van Heineken mochten er dan vier. Vier potentiele asielzoekers kunnen we waarschijnlijk nog net aan in het Gesloten Tijdperk.
Maar daar is het weer, dat gevoel van toch mooi dat Tsvangirai welkom is in onze ambassade in Harare. Ik ben, daar komt-ie: trots op Nederland. Althans, een beetje.
Gisteravond hoorde ik Ton van der Lee op de radio. Nadat hij van Kaapstad naar Cairo reed, gaat hij begrijpelijkerwijs als Afrika-deskundige door het leven. Van der Lee noemde Tsvangirai ‘laf’ want in een democratische strijd moeten offers worden gebracht. Zelden iemand van de zijlijn zo’n aanmatigend oordeel horen vellen. Dat maakt me dan weer minder trots op Nederland.
Ook nog Gordon Brown in het Journaal Tsvangirai horen uitspreken. Dat klonk als Tswankirri. Dat doen wij dan weer beter.