Batavus Droogstoppel, een aan het brein van Multatuli ontsproten karakter uit de Max Havelaar, werkzaam als makelaar in Koffij aan de Lauriergracht – een kantoor waar ‘veel omgaat’- in hetzelfde pand waar een eeuw later de anti-apartheids beweging Nederland zijn nobele strijd zou voeren, ja, deze Batavus Droogstoppel had het altijd DROK, DROK, DROK.
Een woord dat wij thuis graag gebruiken. Ik heb het zelf ook vreselijk drok de laatste weken.
‘Bart kan je me niet even zeggen wat ik nu absoluut gelezen moet hebben, want ik haal het allemaal niet,’ vroeg ik hem 4 dagen geleden. Ik had het boek nog niet eens gezien. Bart had nog leesvellen liggen en streepte aan wat ik niet mocht missen: de inleiding, Schuitema, strategie ANC, Afrikaner, homo’s, opheffing AABN. Oltmans, dood Simon. Do-gooder, dood Raymond. Aids. Carl Niehaus en Tot Slot.
Ik begon en werd na een bladzij al blij. Zeer blij, verrast door de stijl. Wat kan die Bart goed schrijven, in Puur Goud ontstijgt hij aan het onder druk geschreven dag of weekbladartikel. Er zit rust in zijn stijl en nog belangrijker: hij verstaat de kunst van het understatement.
Ik heb zeker twintig keer zeer hard moeten lachen. Vooral daar waar het niet gepast was.
Ik begon en sloeg niets over. Ik wou wel. Want: drok drok drok. Maar ik kon het niet, verdomme. Ik wou niks overslaan, alles weten over de lotgevallen in appartementengebouw Rockview Heights in Johannesburg, waar Bart tot het einde van 2002 woonde. ‘Een microkosmos van Zuid Afrika,’ noemt hij het, met een koloniale huismeester, die het schelden op kaffers en yelling queens niet kon laten. 20 % homo’s woonden er in dat appartementengebouw. (Beetje veel voor een microkosmos) De huismeester noemde Bart trouwens een Sack of Patatoes.
Zulke karakters wil je volgen. De ongelikte beer, de queens én de zak aardappelen.
Vreemd, in de anti-apartheidstijd wist ik helemaal niet dat Bart met heren vree. En ik had daar toch een redelijke goeie neus voor. Het woord vrije tijd was hem in die tijd zelfs vreemd. Warmoestraat? Ja, daar kende hij een medewerker van het Shell-lab, die banden onderhield met de AABN. COCK RING. Ja, die Minster Kok! Hij had Bart nog gevraagd of hij niet iets aan die stenengooiende demonstranten tegenover het Shell gebouw kon doen.
‘Wat wilt u?’ vroeg Bart. ‘Moet ik ze zelf opvangen?’
(Voor deze gelegenheid gestolen grapjes van de auteur. Puur Goud.)
Bart Luirink heeft zich niet laten verleiden te schrijven over de Angst. Hij neemt zich in de inleiding voor niet te klagen over zijn werkster die driekwart van zijn Wodka pikt, nee, hij wil begrip hebben voor de dorstigen. Hij zoekt de nuance. Een mooi streven. Al heeft het soms een averechts effect omdat je al lezend toch stelling neemt, daar geeft de auteur je ook alle ruimte voor. En dat is knap. Ik heb me zelfs een paar keer vreselijk zitten opwinden, juist daar waar Bart begrip toont en met milde ironie andere standpunten de ruimte geeft.
Neem ons aller Sietse Bosgra, de man van het Komité Zuidelijk Afrika. Een vrolijker mens heb ik nooit ontmoet. Droogstoppel is er een komiek bij.
Op de dag dat de Klerk zei dat het ANC als politieke partij zou worden erkend en de Anti Apartheidskern elkaar op de Lauriergracht kwam omhelzen. Zei Bosgra: ’t valt te bezien.
En toen Mandela de gevangenis verliet, februari 1990, en wij ons geluk niet opkonden, zei Bosgra voor de media: Zou Mandela wel koers weten te houden. Was hij niet op te goede voet met de Shell?
Al lezend werd ik ook overvallen door een grote weemoed en treurigheid. Weemoed om de grote dingen die we wilden: een rechtvaardiger wereld. Treurigheid om de vergissingen die we maakten, het radicalisme en vooral de richtingenstrijd. Wie zich niet aan de Partijlijn hield, werd toen al gauw uitgemaakt voor CIA agent. Dat gebeurde onder andere met de mensen die de moed hadden uitwassen van SWAPO in Namibië naar buiten te brengen. Heel pijnlijk om te lezen. Luirink schrijft daar eerlijk over.
Maar ik ben het niet op alle punten met hem eens. Daar zullen we het onder vier ogen nog wel eens over hebben. In verband met een tweede druk. Die er komen moet! En dan veranderen we meteen de uitdrukking, ‘man met een Kapitein Rob snor.’ Kapitein Rob, stripheld van het Parool, (met teksten van Evert Werkman en tekeningen van Pieter J. Kuhn) was een beeldschone zeeman, die met zijn zeilschip de Vrijheid onze Noordelijke zeeën bevoer en recht op het kwaad afstevende. Mijn held had geen snor. Alleen al daarom dus een Tweede Druk.
Wat dieper schuurde is de beschrijving van de tijd waarin ik zelf rond vlinderde (en natuurlijk heeft ieder daar zijn eigen vertekende herinnering aan). Een echt politiek dier was ik nooit. Ik koos en kies voor de schoonheid. Met dien verstande dat ik de kloof tussen arm en rijk, LELIJK vind. En een eerlijke samenleving MOOIER. Politiek heeft ook zijn esthetiek.
Je had toen ook mensen binnen de Anti Apartheids Beweging Nederland die gehoorzaam waren aan een andere schoonheid. De van gehoorzaamheid aan de Partij.
Het was in de tijd dat een deel van het ANC Moskou gericht was en een ander deel Peking gericht. (Bijna niet meer voor te stellen, dat onderling geruzie, en misschien ook symbolisch voor de onmacht van ballingen). Het was de tijd van de Black Conscious Movement, een beweging ( ik citeer nu de auteur) ‘een beweging die anders dan het ANC, ontwikkeling van zwarten boven multiraciale samenwerking plaatste.’ Peking zat, naar eigen zeggen, ook op die lijn.
Laat ik niet in details treden. Maar ik moet toch een vriend verdedigen die er in Puur Goud een beetje bekaaid afkomt. Je kan kritiek op zijn recente uitlatingen hebben, maar toen zette hij kwast, pen en woord in voor de strijd tegen apartheid. Voor mij blijft hij een vriend. Zoals Bart hopelijk een vriend blijft.
Vriendschap is een ook vorm van schoonheid. Ik doel op de dichter Breyten Breytenbach.
In de dagelijkse werkelijkheid van het Zuid Afrika van de jaren 70 werd het voor zwart, wit of bruin steeds moeilijker om de door het regime opgetrokken muren tussen de verschillende bevolkingsgroepen te slechten. Algiers kwam toen met het plan om het symbool Breytenbach in te zetten als voorbeeld onder witte progressieve jongeren. Een student die in die loden jaren naar verandering hunkerde wist niet eens hoe hij zich over het ANC moest informeren. Het was in de ogen van de Afrikaner een terroristische organisatie waar je verre van diende te blijven. Een gedrukt woord van Mandela was strafbaar. Breytenbach zou progressieve en beklemde jongeren op een gat in de muur kunnen wijzen. Hij zou naar Zuid Afrika gaan onder een valse naam en oogsten.
Er is toen veel misgegaan. Hij liep tegen de lamp. Werd verraden. Niet verbazend, die club van hem was zo lek als een mandje. Hij werd gearresteerd. Zat 96 dagen in eenzame opsluiting (en daarna 7 van de 9 jaar in Pollsmoor maximum security).
De dichter heeft bij zijn eerste proces zijn excuses aan John Voster aangeboden voor een aan hem gewijd gedicht. En niet zoals Bart schrijft Botha. Het is een gedicht waarin Vorster als Slagter wordt beschreven… En jy slagter, jy wat belas is met die veiligheid van die staat, waaraan dink jy as die nag haar skelet begin toon en die eerste babbelende skeeu uit die prisonier gepers word? Voor die regels heeft Breytenbach na 96 dagen eenzame dagen zijn excuses aangeboden. .
Zwak, zeiden de mensen aan de veilige kant. Verraad, zei ANC London. Bovendien had Breytenbachs reis niets met het ANC te maken. ( Maar wel met het ANC Algiers. Ik was er zelf bij toen Johny Makatini de Franse gelederen toesprak.)
De Anti Apartheids Beweging Nederland bleef een beetje stil. Uit tactische overwegingen, een band met de verzetsbeweging zou zijn lot kunnen bezwaren. OK.
Maar na een jaar zei ik tegen Jacques Meerman, die heel hoog in de AABN was. Moeten we nu niet wat doen, Breyten is toch onze vriend?
‘De partij gaat boven de persoon,’ zei Meerman.
Ik zal het moment nooit vergeten.
Meerman was een partijman, een overtuigd communist.
Voor mij gaan mensen altijd, maar dan ook altijd, boven de Partij. Welke partij dan ook. Ik begreep niet hoe iemand zo gehoorzaam aan gezag kon zijn.
Sindsdien hield ik maar een beetje afstand tot de Anti Apartheid Partij Nederland.
Dat kwam allemaal boven bij het lezen van Barts visie op deze zaak.
Wij wachten de tweede druk af.
Beschouw deze kritiek als een compliment aan Puur Goud. Het heeft me geen bladzijde losgelaten. Het heeft me als lezer, in al mijn stijfheid, zelfs weer jong gemaakt.
Ach, ideologieën…ze verouderen en je hebt er later veel voetnoten voor nodig om uit te leggen waar de auteur zich in hemelsnaam druk over maakte. Wat blijft en telt is de stijl. Een verhaal dat ‘toont’ en niet ‘beweert’ heeft vaak veel meer effect. Puur Goud bevat veel rake schetsen. Zoals het geweldige verhaal over de Do – gooder Kees, die drie honderd oude computers aan de armen in de Oostkaap wil schenken, wel as ’t effe kan met een dankbare Mandela ernaast. Een dodelijk portret, zonder één gemeen woord.
Luirink toont zich in dat portret een uitstekende korte verhalenschrijver. Ook zijn minnaars zet hij prachtig neer – hij is onze Nederlandse Isherwood.
Ja, ik durf te beweren dat die stukken over ‘gewone mensen’ langer blijven hangen dan een analyse over het karakter en beleid van Mbeki. Want wie is die ‘malle Mbeki’ after all.
O Bart je kan zo goed over pijnlijke dingen schrijven, met die mooie mildheid van je. Waarom schrijf je niet een mooie roman over Carl Lieghaus, zelfs zijn kanker blijkt gelogen. Je maakt hem nu al zo menselijk.
Wij gunnen je druk na druk, maar hoe drok je ’t ook krijgt: gun jezelf de tijd voor nog vele menselijke verhalen over Zuid Afrika.
(Toespraak uitgesproken bij de presentatie van het boek op 5 maart 2010.)