understanding malema


There he was, standing in front of the ANC headquarters in Johannesburg, a baret on his head, the face of Chris Hani on his t-shirt.
Poor Hani. Murdered in 1993 by a conspiracy still not unraveled, a hero kept in hostage by a guy who’s not really youth and no leader, youth leader Julius Malema.

There is evidence that not racist motives (alone) but also the Communist leaders crusade against fraud and corruption within the ranks of the ANC was the lead motive for his murder.
And that is why it is so utterly bitter that Malema poses as a radical reformer, proposing nationalization of the mines, while in fact he is the defender of rich businessmen and –women who expect to become even richer when the mine companies are nationalized, and they, the owners of those companies, are compensated.
That is why in some Board rooms the support for Malema is even bigger than amongst poor, uninformed and still disadvantaged black youth.

But there are others in business who understand that destabilization of the country is not in their interest. And there are others in the ANC who’ve had enough of a guy who not only declared war with Botswana but also vehemently attacks the fundamentals of the ANC-that-was: non-racialism and collectiveness, the dream of a better life for all.

This is what the present fight is all about. Zuma’s claim for future leadership, a leadership he once won with Malema’s support, is just a side line.

PS

An article in the Mail & Guardian last Friday exposed the ANC Youth League’s strategy aimed at discrediting Zuma. Key are Zuma’s past mistakes, one of them being a rape claim by a woman who’s nickname was Khwezi. When Malema was still on Zuma’s side, he suggested that the woman could only blame herself. A suggestion for which the ANC Youth League’s leader was fined. According to the M&G Malema recently asked his fellow leaders: ‘What happened to this poor little thing?’
I know, but I will not inform Malema. She has suffered enough.


St Bernhard, Kenia

Hans Dirksen uit Wijk bij Duurstede pleit er vandaag in een ingezonden brief in de Volkskrant voor om in Afrika op zoek te gaan naar buitenechtelijke kinderen van prins Bernhard. ‘Hij is daar nogal eens geweest’, aldus de briefschrijver.

Door zijn oproep schoot mij een gerucht te binnen dat ik jaren geleden eens in Kenia opving. Daar zou zich in de buurt van het oostelijk gelegen Tsavo wildpark een dorp bevinden dat is gesticht door 19 buitenechtelijke dochters van de prins. Het heet St. Bernhard. Uit oogpunt van overleving, zo wil het verhaal, zouden er op een gegeven moment buitenechtelijke zonen van prins Philip naartoe zijn gebracht.
Misschien kan Marc van der Linden er eens achteraan?


mythevorming: gadaffi en het anc

Met de zoektocht naar Gadaffi nog in gang is het Grote Nabeschouwen begonnen. Op Google Images trekken honderden beelden van Gadaffi met Merkel, Gadaffi met Sarkozy, Gadaffi met Berlusconi, Gadaffi met Blair, ja zelfs Gadaffi met Obama, aan me voorbij.
Ik ben op zoek naar een foto van Gadaffi met Mandela maar wordt getroffen door een andere plaat waarop de Libische leider wordt omringd door Afrikaanse traditionele leiders. Gemaakt tijdens een beraad waarin hij hun steun verwierf voor het idee zichzelf als Koning der Koningen uit te roepen.

Over Gadaffi en het ANC gaat dit stukje. Toen afgelopen maandag het gerucht rondzong dat de Libische leider een aftocht naar of via Zuid-Afrika zocht, ronkten al snel de analyses door de ether. Vanwaar die Zuid-Afrikaanse compassie met deze gek?
Antwoord: Gadaffi en het ANC zijn oude strijdmakkers. De Zuid-Afrikaanse bevrijdingsbeweging zou van Gadaffi veel financiele en militaire steun hebben genoten.

Maar die voorstelling van zaken moet worden tegengesproken. Gadaffi en het ANC waren tot 1990 geen vrienden. De Libische leider zette in de jaren van de strijd tegen de apartheid zijn kaarten op het PAC, een kleine afscheidingsbeweging van het ANC. Die organisatie associeerde zich sterk met Peking terwijl het ANC juist goede relaties met Moskou onderhield. Ook keerde het PAC zich van een van de centrale principes in de geloofsbelijdenis van het ANC, het ‘Handvest van de Vrijheid’: dat ‘Zuid-Afrika behoort aan allen die er wonen, zwart en blank.’ Blanken moesten juist de zee in worden gedreven, vond het PAC, met militaire steun van Gadaffi.

Pas na de vrijlating van Mandela bloeide de liefde tussen Gadaffi en het ANC op. Het gevolg was een verstandshuwelijk waarvan beide partijen wilden doen geloven dat er een decennialange verkering aan vooraf ging. Reden? Gadaffi begreep waar de macht in het toekomstige Zuid-Afrika zou liggen, en tegen wie hij zich moest aanschurken teneinde zijn grote ambities (Koning van Afrika) te realiseren.
Het ANC, op zijn beurt, kon Gadaffi’s financiele steun goed gebruiken en was bereid aloude principes en integriteit op te offeren aan de noodzaak de eigen kas te spekken. Maar het is onjuist om voorbij te gaan aan het streven van ANC leiders om een buitenlandse politiek te voeren die zou bijdragen aan stabiliteit in de regio en de wereld. Juist omdat het ANC op sympathie kon rekenen in alle delen van de wereld zou het in staat kunnen zijn om oude tegenstellingen te overbruggen. Zoals die tussen Gadaffi en de rest van de wereld, dat hem, na Lockerbie, als een paria beschouwde. En zo geschiedde.
Bonus was een redelijke verstandhouding tussen de Zuid-Afrikaanse en Libische leiders. Het zou helpen om Gadaffi in toom te houden in pogingen de nieuwe Afrikaanse Unie geheel naar zijn hand te zetten.
Ondertussen spuugde de kassa cash. Er gaan sterke geruchten dat Jacob Zuma zijn proceskosten destijds (deels) liet financieren door Gadaffi.

Uit goede bron weet ik dat op het hoofdkwartier van het ANC, en in de gangen van het Zuid-Afrikaanse ministerie van buitenlandse zaken, in al die jaren louter smalend over Gadaffi werd gesproken. Zoals ook Mugabe in die kringen als een gek wordt beschouwd.
Maar de aan de wereldvrede en het eigen financiele gewin opgeofferde historische waarheid zal Zuid-Afrika een hoge prijs betalen. Men zal te kijk blijven staan als bondgenoot van de dictator.


relnichten in londen

Volgens Familywatch International zijn de rellen in Londen veroorzaakt door ‘gay rights’. Tradities staan onder druk, families vallen uit elkaar, afijn, dat verhaal.
Het is verleidelijk, en tamelijk overbodig, om uit te leggen waarom deze diagnose niet klopt. Immers, ook in landen zonder gay rights komen rellen voor.
Maar ik geef er de voorkeur aan om vandaag de oeverloze invloed van homo’s te vieren. Tien jaar terug schoof president Mugabe de schuld voor de droogte in zijn land in de schoenen van homo’s. Sodom en Gomorra: blame the gays. Zoveel voorbeelden van de homo als Kop van Jut. Prijsschieten, altijd raak.
Weten we ook waar het begrip relnicht vandaan komt.


het multiculturele dak


In Johannesburg wonen veel zwarten op het dak. Het is een erfenis van de apartheid, officieel mochten er in de exclusief blanke wijken geen zwarten wonen. Toch werd het lastig gevonden de zwarte dienstboden, tuinmannen en veiligheidswachten ’s avonds naar huis te sturen. En dus ging het personeel in opslagruimten op het dak wonen. Toen ik voor het eerst Johannesburg bezocht, werd me uitgelegd dat dat fenomeen ’township on the roof’ werd genoemd, of ‘Soweto by night’.

In 1993 ging ik in Rockview Heights wonen, een flatgebouw in Yeoville, een flat vlakbij het centrum. Hier heb ik tot 2001 gewoond – het gebouw was een metafoor van Zuid-Afrika. Het verschoot van kleur (toen ik me er vestigde, woonden er in de appartementen nog geen zwarten) en er opereerde een ‘derde macht’ van blanken die zich tegen de veranderingen verzetten. Ik heb er in mijn boek Puur Goud uitvoerig over geschreven.

Maar over dat dak heb ik destijds weinig genoteerd. Vanmorgen op de fiets op weg naar het ZAM kantoor drong tot me door dat de gebeurtenissen die zich op dat dak afspeelden al evenzeer een metafoor waren voor ‘ons’ geworstel met de multiculturele samenleving.

Er werd altijd over geklaagd door de blanke, en later ook de zwarte, bewoners. Er zouden veel te veel mensen in de 40 ‘cottages’ op het dak wonen waardoor de bewoners op de vierde etage last hadden van lekkages. Ook was de lift regelmatig defect door de vermeende overbelasting. Toen op een vergadering van de vereniging van eigenaren iemand zei dat er vermoedelijk tachtig mensen op het dak woonden, ging er een siddering door het gezelschap. Later werden het er honderd, en weer later zelfs honderden.

Mijn voorstel om precies vast te stellen hoe groot de omvang van het ‘probleem’ was, werd pas op de vierde vergadering in stemming gebracht. Vervolgens ging de huismeester aan de slag. Op de navolgende vergadering rapporteerde ze dat van de 40 hokken er 8 bewoond werden door mensen in dienst van de bewonersvereniging (portiers, security guards, schoonmakers). Elf hokken waren onbewoond. In nog eens elf hokken woonde 1 persoon per hok. Van de resterende tien werden er 4 door twee mensen bezet en zes door meer. Het probleem omvatte dus zes hokken want drie of vier mensen op een oppervlakte van pakweg 1,5 x 3 meter is vragen om moeilijkheden.
Er was 1 keuken voor iedereen die op het dak woonde, maar dat was al evenzeer een probleem toen er minder mensen woonden.

Sommige eigenaren vroegen schandalige bedragen voor de huur van zo’n hok waardoor sommige bewoners die weinig verdienden zich wel gedwongen zagen om medebewoners te zoeken.

Er werd afgesproken om de eigenaren van de 6 problematische flats aan te spreken op de overbezetting. Ook zou onderzicht worden of de vereniging van eigenaren de macht had om de maximale huurprijs van een hok op bijvoorbeeld 150 Rand te zetten, en dat bij vertrek de eigenaar onmiddellijk zou worden aangespoord om geen nieuwe huurder aan te trekken.

Van al deze besluiten kwam niets terecht. Misschien was het probleem te behapbaar geworden en paste een oplossing niet in het wat fatalistische wereldbeeld van bewoners die in elke verandering een dreiging zagen. Oplossingen zou hen van een self fulfilling prophecy beroven.
Twee vergaderingen later klaagde er weer iemand over de overbezetting op het dak. Er wordt nog niet gesproken van een ’tsunami van vreemdelingen’ – dat woord was toen nog nauwelijks bekend. De hele discussie begon weer van voren af aan en dat bleef zo tot ik verhuisde.


de keerzijde van verzoening

Enkele dagen terug publiceerde de Zuid-Afrikaanse zakenman/columnist/theatermaker Eric Miyeni een vileine column in The Sowetan. Hierin wenst hij Ferial Haffajee, de hoofdredacteur van zondagskrant City Press, min of meer een brandende autoband om haar nek. Van subtiliteit kan Miyeni niet verdacht worden. Van hate speech wel.
Aanleiding is het moedige onderzoek dat Haffajee’s verslaggevers deden naar de rijkdom van Julius Malema, het opgewonden standje van de ANC jeugdliga en multimiljonair. De indruk bestaat dat hij een familiefonds in het leven riep waarin zakenlui en bedrijven, die dankzij de bemiddeling van Malema overheidsopdrachten in de wacht sleepten, donaties storten. Dat is een vorm van corruptie en des te pijnlijker voor iemand die zich graag als de stem van de werkloze jeugd in zijn land positioneert.

Volgens Miyeni zijn zwarte Zuid-Afrikanen altijd en volledig voor inkomsten aangewezen op de overheid. Dat is een gevaarlijke gedachte en een belediging aan het adres van de honderdduizenden straathandelaren.

Achter Miyeni’s woede gaat, vermoed ik, een diepe frustratie schuil.
In het kort: na al het gegraai van hun, blanken, is het nu aan ons. Wie dat bekritiseert heult met de blanken. Ook dat is een twijfelachtige gedachtegang maar het zaad hiervoor is gezaaid met de ‘onderhandelde oplossing’ waarvoor Zuid-Afrika twintig jaar geleden koos. Inherent aan die aanpak is geweest dat de schurken van de apartheid en overheidsdienaren die hun zakken vulden en ondernemers die hun bedrijven vaak op feodale grondslag runden buiten schot bleven.
Op mensenrechtenschendingen, machtsmisbruik en corruptie stond op zijn gunstigst een getuigenis voor de waarheidscommissie maar veel vaker geen enkele straf. Zo werd gerechtigheid ondergeschikt gemaakt aan het streven om er uit te komen. Maar dat heeft een prijs.