Wat een zielig gedoe over die Nederlandse schrijvers in China. Eerst was er een vileine aanval van Arnon Grunberg op Adriaan van Dis. Zakelijke belangen – de bestorming van een nieuwe lezersmarkt – zou de literatoren tot apologeten van de onderdrukking door de Chinese machthebbers maken. Van Dis zou hebben opgemerkt dat een land van Chinese omvang een straffe hand van regeren vereist.
Ik twijfel geen moment aan Van Dis’ liefde voor de democratie en afkeer van onderdrukking. Al zijn boeken getuigen ervan, ook De Wandelaar, dat nu in China is uitgebracht. Grunberg’s verwijt dat Van Dis zich als een neokoloniaal gedraagt, is bespottelijk.
Vandaag opent de Volkskrant met het verhaal dat de schrijvers zich wel degelijk kritisch hebben uitgelaten. Een late ontdekking. Vorige week meldde uitgeverij Augustus al dat Van Dis op een persconferentie zei: ‘Het is verbazingwekkend om na 25 jaar terug te keren in een stad, in een tijd waarin de mode maar uit vier kleuren bestond en bijna alles verboden was. Nu lijken de mensen zichtbaar te zijn bevrijd. Er zijn nog steeds veel onderwerpen die moeilijk bespreekbaar zijn, maar met trekken en duwen en speldeprikken is men over 10 jaar weer een stuk verder. En zo werkt het, niet met een schok, maar met een duwtje. Elke dag een duwtje!’
Die duwtjes zijn, zo meldt het persbericht, bij verschillende gelegenheden gegeven.
Of het de critici overtuigt? Liever kent men magische krachten toe aan het dragen van een Amnesty speldje.