Het begrip van Afrika leest als een pendule. In het ene artikel over de staat van het continent slaat de slinger door naar een overspannen optimisme. In een andere beschouwing of boek overheerst een stellig ondergangsgeloof. Twee covers van The Economist, gepubliceerd met een tijdspanne van ruim tien jaar, geven de slingergang van de pendule aardig weer, van Hopeless Africa in 2000 tot Rising Africa in 2013. Vertaald naar de actualiteit: van ebola naar Africa Works!, het motto van een conferentie die onlangs in Leiden plaatsvond.
De grote betekenis van Teju Cole’s Every Day is for the Thief, dat onlangs in een Nederlandse vertaling verscheen (‘Elke Dag is voor de Dief’), is gelegen in het vermogen van de schrijver om aan deze slingergang te ontkomen. In een meeslepend proza doet Cole verslag van een bezoek aan Lagos, zijn geboortestad. Voor zover hij al last heeft van een ideologische bagage die elk zicht op de werkelijkheid belemmert, heeft hij deze achtergelaten in New York, de stad waar hij al vele jaren leeft. Het ontbreekt hem aan elke belangstelling om op de prangende vraag of Afrika nu ten onder gaat of juist opkruipt antwoord te geven. Cole kijkt. Zo doemen de hopeloze verstoppingen in de verkeersaders van de stad op en maken we kennis met de verbijsterende piraterij bij de handel in muziek. De corruptie, orgaanhandel en de krankzinnige om zich heen grijpende religiositeit. De giftige mix van moraal en zelfverrijking en het massale wegkijken. De pijn van een uiteengevallen familie. De berusting die spreekt uit het verhaal over de aankoop van een televisie en een splinternieuwe schotelantenne. Uiteindelijk is er uitsluitend sneeuw op het scherm maar ‘het idee was goed’.
Cole ziet een andere werkelijkheid dan de Nederlandse architect Rem Koolhaas die in de film Lagos Wide & Close (2001) [ http://lagos.submarinechannel.com/ ]de loftrompet steekt op de stad en in elk nadeel een inspirerend voordeel herkent. Ik ken de stad niet maar vermoed dat Cole’s schets de werkelijkheid dichter benadert.
Als de schrijver terug is in New York lukt het hem door de jetlag niet om de slaap te vatten. In de slotpassages van het boek beschrijft hoe zich midden in de nacht een herinnering aan de stad aftekent. Het is een beeld dat zich blijkbaar pas door afstand naar voren weet te dringen. Er is een straatje met een open riool en roestige daken. Maar het heeft ook ‘iets waardigs’. Het heeft ‘iets griezeligs’ maar ook ‘iets zuivers’. Het is ‘opwekkend’ maar ‘zonder dat je er blij van wordt’. Wat hem aanvankelijk schepen leken, zijn lijkkisten die uit de loodsen in het straatje steken. ‘Dit is de straat waar de inwoners van het oude Lagos, uit alle lagen van de bevolking, naartoe komen als er iemand is gestorven. Als iemand oud is geworden komen ze met veel fanfare en bestellen ze de duurste kist, ter viering van een mensenleven (…) Maar als de overledene jong is en zijn leven in de knop gebroken worden de rituelen uitgevoerd in de discrete schaduw van het verdriet, met een eenvoudige kist’. Cole wordt zich gewaar van een ‘gevoel van heelheid’, er is ‘het troostrijke besef dat de dingen op orde zijn’. De chaos voorbij. Als de schrijver het einde van de straat bereikt, wil hij niet het ‘gebruikelijke, stedelijke tumult’ in. Maar hij weet ook dat hij er niet kan blijven.
Beste Bart,
De schrijver Teju Cole is niet in Lagos, Nigeria, geboren, maar in Michigan, USA. Een deel van zijn jeugd heeft hij wel in Lagos doorgebracht.
Hartelijke groet,
Mea Culpa! Dank voor de correctie.