Op zaterdag 20 oktober mocht ik bij Nuweland in het Friese Oosterzee-Buren spreken bij de opening van een expositie van Morné Visagie: Die Bloue Wis.
Deze Zuid-Afrikaanse kunstenaar, geboren in 1990, woonde zijn eerste vijf levensjaren op Robbeneiland. Zijn moeder was er eerder bewaker, zijn vader maakte deel uit van het managementteam. Tot 1995 verbleven er op het eiland voor de kust van Kaapstad (politieke) gevangenen.
Toen we eerder in de week kennismaakten, vroeg ik hem hoe hij zich zijn jeugd herinnerde: ‘Totale vrijheid’, was het bondige antwoord. Een gepriviligeerd leven, niet het minst dankzij de aan elke personeelsfamilie toegewezen gevangene die de tuin deed en de was. ‘Die noemden we de bandiet’, aldus Morné.
Die vroege jeugd resoneert in het werk van de kunstenaar al is dit niet direct herkenbaar. Wie zijn teksten leest, weet hoezeer het blauw in zijn werk een artistieke verademing is van de oceaan waarop hij vijf jaar dagelijks zicht had.
In het glaswerk, de tekeningen, constructies en fotografie keert het blauw in vele schakeringen terug. Wie iets weet van de naargeestige geschiedenis van dit eiland – Nederland voerde er al in de achttiende eeuw opstandelingen uit Nederlands-Indië heen en zette er Khoi-leiders gevangen – herkent deze op den duur in Visagie’s werk. Ook door de vertoning van de zonnige keerzijde – het zwembad, de karakteristieke personeelshuizen, het uitzicht, andere kleuren – wordt een blik op de voorkant ontsloten.
Visagie ziet het eiland als een bestemming van ontwrichting en verlies, van ‘onderliggend geweld’. De oceaan als een schier onoverbrugbare ruimte tussen eiland en vasteland. Hij positioneert zich als het ware in die oceaan om naar beide kanten te kijken. Zo betreedt hij een wereld tussen leven en dood. Dat Ingrid Jonker en Virginia Woolf een inspiratie vormen, hoeft niet te verbazen.
Het is problematisch om kunst al te zeer te interpreteren. Ik voelde bij de opening een geweldige aarzeling om Visagie’s werk ‘uit te leggen’. Maar toch is die geschiedenis waarvan Visagie, hoe klein ook, deel was nodig om te weten en het werk ten volle tot je te nemen.
Misschien gaan sommige van zijn gedachten wel dieper dan de oceaan en brengt de techniek waarvan hij zich bedient je bij herhaling in verwarring. Het resultaat is zo overweldigend teder, zo vol van schoonheid. Het ontbreekt in deze oceaan van creatieve lust aan de rimpelingen, de stormen, de pijn, de verscheurdheid, ja, het verlies waarmee we dit eiland doorgaans identificeren.
Maar juist omdat daarop het zicht min of meer ontnomen wordt, roept het de herinneringen en de gefragmenteerde beelden op die te vaak uit het collectieve geheugen dreigen te worden weggeretoucheerd.
Hier zaten Mandela en Sisulu en Mbeki en Kathrada en Mlangeni en al die anderen vast. Hier werkten ze in de steengroeven onder de bloedhete zon. Hier troffen in het begin van de achttiende eeuw de Nederlanders Rijkaart Jacobz, verbannen voor een ‘misdaad die niet benoemd kon worden’ de Khoi man Claas Blank, veroordeeld voor diefstal tot vijftien jaar gevangenisstraf. Ze kregen er een relatie en leefden er tien jaar samen in een cottage aan het strand. Tot ze verlinkt werden en de nieuwe commandant de mannen aan elkaar vast liet binden en voor de haaien wierp.
Het is dit verhaal, opgeslagen op de Bandietenrollen in de archieven van Kaapstad, waaraan Morné Visagie in nieuw werk (en onderzoek) vorm wil geven.
Ik maakte van de opening gebruik een kleine bekentenis te doen: ik ben nog nooit op Robbeneiland geweest. Twintig jaar in Zuid-Afrika gewoond, tientallen keren Kaapstad bezocht, nooit op de ferry gestapt. Was het de zakenman die begin jaren negentig in een televisieprogramma droomde van het hotel dat hij rond Mandela’s cel wilde bouwen – een perverse fantasie – die me weerhield? Was het omdat iedereen ging? Voelde het betreden van Mandela’s ruimte te impertinent?
Waarom was ik dan wel in Zuid-Afrika gaan wonen?
Die loodzware geschiedenis van het eiland heb ik desalniettemin in al die jaren een beetje met me mee gedragen. Omdat vrienden die ooit op het eiland gevangen zaten me ervan vertelden. Omdat ik de boeken las, de films bekeek, de theatervoorstellingen bezocht. Maar het bleef altijd op afstand.
Zoals voor veel Nederlanders de eigen koloniale gevangenkampen en ‘politionele acties’, dat eufemisme voor onbeschrijfelijke terreur, nog altijd ver weg blijven. Wat zou het mooi en moedig zijn als jonge Nederlandse kunstenaars in hun werk met die geschiedenis aan de gang gaan – zoals Visagie de verantwoordelijkheid opzoekt voor de Bandieten uit zijn eigen jeugd, en die van zijn voorouders.
Kijkend naar het werk van Morné kreeg ik het gevoel het eiland nooit zo dicht genaderd te hebben.
Ga het zien. Nuweland, een prachtige galerie en winkel vol Zuid-Afrikaanse kunst en design, is gevestigd op Buren 31 in Oosterzee-Buren, een kwartiertje rijden vanaf Heerenveen. Betere gastheren als Anke en Wybren Bergsma zijn niet denkbaar.
Beelden bij dit bericht maken deel uit van de expositie.
Hoi Bart,
Benieuwd naar deze expositie. Niet om de hoek, maar waar praten wij als Nederlanders over! Nog even opzoeken hoe lang het te zien is. En dan een suggestie: misschien kun je bij je volgende bezoek aan Zuid-Afrika samen met Visagie naar het Eiland gaan en de plekken uit zijn jeugd opzoeken. Dus iets regelen buiten de standaard rondleiding om. Hebben wij indertijd ook gedaan, en dat beviel goed. Kan een mooi verhaal opleveren over het extreme contrast tusen totale vrijheid en ultieme onvrijheid.