Het onlangs verschenen Bloed en Honing. Ontmoetingen op de Grenzen van de Balkan, is al veelvuldig geprezen in recensies en in de interviews en radiogesprekken met makers Irene van der Linde en Nicole Segers. De Volkskrant riep Bloed en Honing uit tot één van de beste tien fotoboeken van 2020. Het is allemaal meer dan terecht. Het slotstuk van een trilogie die ons eerst langs de grenzen van Europa voerde en vervolgens het veer van Instanbul, de verbinding tussen twee continenten, tot onderwerp koos, is adembenemend en meeslepend. De apotheose die ons door het gedemonteerde rijk van maarschalk Tito voert overtreft de al zeer geslaagde eerdere boeken. De verteltrant en de verbeelding zijn van de hoogste kwaliteit. De aanpak en vormgeving waarin tekst en beeld elkaar niet langer aanvullen maar als het ware in elkaar overvloeien, is revolutionair. Terwijl beide componenten hun eigen waarde vertegenwoordigen, breekt de integratie ervan met de traditionele hierarchie van het (onder)schrift bij een beeld en een plaatje bij een praatje. Er is een volledige gelijkwaardigheid van tekst en beeld, met als resultaat een bijna driedimensionale kijk- en leeservaring waarin de verhalen van de illustere mensen die ons door Kroatië, Bosnië-Herzegovina, Servië, Montenegro, Kosovo, Noord-Macedonië en Albanië gidsen volledig tot hun recht komen. Van Segers, die vele jaren als art director bij ZAM Magazine betrokken was, leerde ik destijds hoezeer beelden hun eigen verhaal vertellen en gedijen in een omgeving waarin de tekst vaak op gepaste afstand blijft. In Bloed en Honing wordt aan dat principe volledig recht gedaan terwijl tekst in wisselende lettergrootte en beeld juist naar elkaar toe kruipen, en soms een enkele regel de zintuigen versmelt. Het is een wonderbaarlijke ervaring.
Wat wist ik toch weinig van het drama dat zich in de jaren negentig in dit deel van de wereld afspeelde. Natuurlijk kreeg ik wel iets mee van de belegering van Sarajavo en de slachting van Srebrenica, de nieuwsflitsen en schaamtescheuten, de vluchtelingenstromen en de ontbinding in wat voor mij toen een verre wereld was. Ver, want de aandacht richtte zich destijds op het zuiden van Afrika. Daar vestigde ik mij in 1993 in een aflopende oorlog, op een nog nasmeulend slagveld en werd ooggetuige van een grootscheepse hersteloperatie. Hier werden de scherven bij elkaar geveegd en gelijmd wat er te lijmen viel. De thuislanden, die krankzinnig etnostaatjes, de slegs vir blankes bordjes, de racistische profilering, de wettelijke witte suprematie, dit alles ging geschiedenis heten.
Zuid-Afrika zou een samenleving worden.
Met verbijstering volg ik in Bloed en Honing nu de tocht Van der Linden en Segers maakten in de voetsporen van de legendarische journalist Rebecca West. Zij publiceerde in1937 haar Black Lamb and Grey Falcon – The Record of a Journey through Yugoslavia. Hier valt alles uiteen en wint iets wat verdacht veel op apartheid lijkt, iets waarmee daar (voor mij toen hier) werd afgerekend. De overtuiging nadrukkelijk anders, en meer, te zijn – niet zelden ontleend aan conflicten die soms vele honderden jaren geleden werden uitgevochten, aan religie of vermeende culturele verschillen – ligt eraan ten grondslag. In luttele jaren werd Tito’s kwetsbare weefsel uit elkaar getrokken en ontstond een geografische lappendeken van elkaar verketterende volkeren, vaak ook nog binnen de nieuwe landsgrenzen. Het volgende citaat spreekt boekdelen:
“In Mostar (Bosnie-Herzegovina, BL) is van alles twee: twee ziekenhuizen, twee nationale theaters, twee universiteiten, twee postbedrijven, twee poppentheaters, twee busstations, twee onderwijssystemen, elk met een eigen curriculum, twee gymnasia, twee rijscholen, twee telefoonnummers voor informatie, twee bankrekeningen, twee voetbalclubs, twee electriciteitsmaatschappijen”.
Hendrik Verwoerd revisited.
Er is na de democratische overgang in Zuid-Afrika veel, heel veel misgegaan. Maar ondanks alles bestaat er weinig animo om terug te keren naar de wettelijke segregatie.
Met alle opgelopen achterstand wordt er nog steeds vooruit gekeken. Ooit motiveerde ik mijn fascinatie voor het Zuid-Afrikaanse laboratorium als volgt: lukt het zo’n uiteenlopende verzameling mensen om elkaar te vinden dan moet het een makkie zijn om in onze wereld – lees: hier, Europa – de multiculturele tegenstellingen te overwinnen. Dat was het perspectief dat de strijd van Mandela de rest van de wereld te bieden had.
In de Balkan gebeurde precies het tegenovergestelde. Niets dat bij mij bij het lezen van Bloed en Honing zo bij de keel greep was precies dat besef. Vaak wordt me gevraagd of ik niet teleurgesteld ben in de Zuid-Afrikaanse ontwikkelingen. Maar wat zouden de Zuid-Afrikanen van Europa denken?
Meer over het boek hier
Prachtige bespreking van het boek, Bart