In zijn brandbrief aan Madiba (‘Mandela’s glimlach verhult een drama’, Volkskrant, 4 april 2009) velt Breyten Breytenbach een genadeloos oordeel over post-Apartheid Zuid-Afrika. De regenboognatie is, aldus de aanhef, veranderd in een oord van geweld en machtsmisbruik. ‘Hoe heeft het zover met ons kunnen komen dat doden worden verminkt, de rechterogen worden uitgestoken in de mortuaria om te worden verwerkt in middeltjes die het zicht van de levenden zouden verbeteren, en dat lijken worden opgegraven met als doel de kist te stelen?’
Zuid-Afrika als horrorfilm.
Het komt zeker wel voor dat ergens achterlijke zielen zich om onnavolgbare redenen op een lijk uitleven. Het aantal morbide misdaden is hier ongetwijfeld nog hoger dan in Oostenrijk of Belgie. Maar overdrijvingen overtuigen niet, althans mij niet. Veel van mijn vrienden blijken er wel gevoelig voor getuige de oproep die mij al jaren gemiddeld 1 keer per kwartaal bereikt. Hierin staat dat de Zuid-Afrikaanse regering de kinderbescherming wil afschaffen terwijl er op grote schaal babies worden verkracht, zoals laatst nog in de Noord-Kaap, zes mannen die zich in een baby boorden, de een na de ander. De oproep is een hoax om e mailadressen te verzamelen, dat staat al jaren vast en dat mail ik mijn vrienden keer op keer: de kinderbescherming wordt niet afgeschaft, de verkrachting vond tien jaar terug plaats en gebeurde door een man, niet zes. Erg genoeg maar toch minder die horrorfilm waarvoor Zuid-Afrika wordt gehouden.
Ik stel me zo voor dat bij zijn recente bezoek aan dit Armageddon een erehaag van klagende Zuid-Afrikanen Breytenbach stond op te wachten. Want klagen kunnen ze hier nog beter dan in Nederland. En het is altijd baas boven baas. Je schijnt hier niet gewoon beroofd te kunnen worden, er moet altijd een verhaal van worden gemaakt dat de toehoorders doet gruwelen. Gevierendeeld, wat zeg ik, gestenigd! Een nieuwsrubriek van een der commerciele zenders meldde destijds over de Noord-Kaapse verkrachting dat er acht mannen aan hadden meegedaan, lang leve de eigen invalshoek (en nog hogere kijkcijfers).
Ik wil geen apologeet voor het nieuwe Zuid-Afrika zijn. Jazeker, de misdaad is hier omvangrijk en vaak gewelddadig (al tonen de statistieken al jaren een afname). En er is veel corruptie, al steekt het nog mager af bij de fraude in het oude Zuid-Afrika. Vrouwen zijn angstaanjagend vaak het slachtoffer van misbruik. Het feit dat er veel vaker aangifte wordt gedaan, maakt dat gegeven nauwelijks draaglijker. Dat we hier sinds de democratische omwenteling een van de meest efficiente belastingdiensten ter wereld hebben (die tientallen miljarden extra heeft opgehaald waarmee massale woningbouwprogramma’s, aanleg van water- en electriciteitsleidingen en gratis gezondheidszorg voor zwangere vrouwen en kinderen wordt gefinancierd) is natuurlijk geen zalfje dat op de wonden van misdaad en corruptie kan worden gesmeerd. Met de vreugde over gemengde universiteiten en scholen en een economie die als een van de weinigen ter wereld dit jaar zal groeien kunnen trauma’s, ook die van het verleden, niet eenvoudig worden weggemasseerd. Over deze ernstige kwalen kan dus niet genoeg geschreven worden. Dat mag tegenwoordig gelukkig ook.
Wat me echter tegenstaat is Breytenbach’s timing. Dit land heeft zich amper zes maanden geleden van een president ontdaan die, zo heeft de Harvard School for Public Health berekend, verantwoordelijk kan worden gehouden voor de dood van 330 000 mensen aan wie aidsremmers werden onthouden. Inmiddels staat ook wel vast dat Mbeki er niet voor terugdeinsde om overheidsinstellingen en justitie te misbruiken in pogingen om zich van politieke tegenstanders te ontdoen, zoals Jacob Zuma. Jarenlang hield Mbeki Robert Mugabe’s ZANU-pf de hand boven het hoofd terwijl hij van zijn eigen ANC een bange, centralistische beweging maakte. Van de trotse idealen waarvoor Mandela’s beweging zo lang stond, was nog maar weinig over. Waarom liet Breytenbach toen zo weinig van zich horen? Beschouwde hij Thabo Mbeki tezeer als een oude strijdmakker uit de ballingentijd?
Wat Zuid-Afrika met Jacob Zuma te wachten staat, laat zich moeilijk raden. Vaststaat dat hij zijn toekomstige macht dankt aan een voorganger die zich tot keizer wilde laten kronen. ‘No Zimbabwe!’ stond er op plakkaten die aanhangers van Zuma omhoog hielden op de ANC-conferentie die Mbeki ’s ambities om opnieuw ANC-president te worden, blokkeerde. Zuma profiteerde van de angst die Mbeki jarenlang zaaide en bleek de enige die het nog tegen hem durfde op te nemen.
Vaststaat dat Minister Beetroot, zoals Mbeki’s zwaar gestoorde minister van gezondheidszorg werd genoemd, werd vervangen door de allerwegen zeer bejubelde Barbara Hogan en dat de ondervoorzitter van het parlement, Noziswe Madlala (ANC), nu een waarheidscommissie over het aidsbeleid tijdens Mbeki voorstelt, en publieke excuses van haar beweging voor ‘de jaren van ontkenning.’ Ze heeft daarbij de steun van de vakbeweging en de communistische partij.
Vaststaat dat Zuma’s traditionalistische voorkeuren de zeer progressieve grondwet van dit land zwaar onder druk kunnen zetten en feministische en homobewegingen zullen dwingen om over verworven rechten de strijd aan te gaan met een in wezen uiterst conservatieve samenleving.
Bovenal staat vast dat Afrika niet het paradijs zal worden waar Breytenbach van droomt. Een continent dat ‘eigen (…) duurzame moderniteit’ vormgeeft, ‘ver verwijderd van die westerse universele middelen van globalisering’, (…) ‘dat de hoeder van vele verledens zal zijn en de voogd van onze toekomst – waarvan we weten dat die aan de vrouwen is’; (…) ‘van wederzijdse vermenging en dus wederzijdse zelfverrijking.’ En, o ja, een continent ‘waar de voorouders levend worden gehouden.’
Dit is de revolutie die Mandela Zuid-Afrika onthield toen hij koos voor een onderhandelde oplossing waarbij ‘het oude’ niet rucksichtlos vernietigd werd om zodoende plaats te maken voor ‘het nieuwe.’ Daarmee werd vermoedelijk een bloedbad voorkomen en hoeft het nieuwe Zuid-Afrika niet gebouwd te worden op een ruine. Het blijft dus behelpen, en vooral bevragen en bekritiseren. Met af en toe een brief van een schrijver die over het onvermogen van zwarte Afrikanen om het paradijs op aarde te stichten telkens weer teleurgesteld zal zijn.