In 2010 is het vijftig jaar geleden dat Congo onafhankelijk werd. Met oproepen tot een rechtvaardige herverdeling van ’s lands rijkdommen tekende Patric Lumumba zijn doodvonnis. (gepubliceerd in FOAM Cahier, medio 2009)
Het was een annus mirabilis, het jaar waarin de meeste van de franssprekende Afrikaanse landen – Kameroen, Tsjaad, Ivoorkust, Senegal, Burkina Faso, Gabon, Mali, Niger, Benin,Togo, Congo – hun onafhankelijkheid verwierven. In datzelfde jaar, 1960, sprak de Britse premier MacMillan het blanke parlement in Kaapstad toe. Wijzend op de winds of change die over het continent waaiden, riep hij zijn gehoor op tot realiteitszin. Maar de Zuid-Afrikaanse machthebbers zouden het onvermijdelijke nog decennialang trotseren. Kort nadat de politie in dat jaar in Sharpeville een bloedbad aanrichtte, werd Mandela’s ANC verboden.
Het is een intrigerende spagaat: waar volkeren in vrijwel alle regio’s op het continent zich in de jaren zestig van het koloniale juk bevrijdden, hielden de blanke minderheidsregimes in de belangrijkste landen van het zuiden van Afrika stand. Het Rhodesische nog tot 1980, het Portugese in Mozambique en Angola tot 1975, het Zuid-Afrikaanse, dat ook Namibie bezette, tot 1990.
Dat de winds of change in de jaren zestig niet doorwaaiden naar het zuiden heeft alles te maken met de dood van Patrice Emery Lumumba. Deze zoon uit een katholiek gezin met vier kinderen, die de missieschool bezocht en werd opgeleid tot postbeambte, is in 1958 mede-oprichter van de Mouvement National Congolais (MNC). Deze multi-etnische beweging verwierf in korte tijd de steun van een meerderheid der Congolezen. Nog voor de officiele onafhankelijkheid een feit is, wint de MNC de eerste verkiezingen in het land. Lumumba krijgt de leiding over de regering. 35 jaar jong, een jeune premier. Zijn ambtsperiode duurt tien weken. Al in september wordt hij door president Kasa-Vubu ontslagen en onder huisarrest geplaatst. Hij weet te ontsnappen en doet pogingen om zijn eigen regering en leger op zetten maar wordt op 1 december 1960 in Port Francqui aangehouden en naar Leopoldville, het huidige Kinshasa, overgebracht. In januari wordt hij uitgeleverd aan de autoriteiten van Katanga, de mineraalrijke provincie die zich heeft afgescheiden van Congo. Op 17 januari wordt met drie schoten, afgevuurd tussen 21.40 en 21.43 uur een einde gemaakt aan het leven van Lumumba en twee van zijn strijdmakkers. Uit angst voor opstanden wordt pas drie weken later hun dood aangekondigd op Radio Katanga. In paniek geraakt door berichten dat getuigen de executie en de begrafenis hebben gezien, graven de moordenaars de lijken op om ze in de buurt van de Rhodesische grens opnieuw ter aarde te bestellen. De Belgische politiecommissaris Gerard Soete heeft inmiddels bij herhaling toegegeven verantwoordelijk te zijn geweest voor de begrafenissen. Na vier dagen wordt het lijk van de onafhankelijkheidsleider opnieuw uit de grond gehaald. Het wordt in stukken gezaagd en opgelost in een bad van geconcentreerd acid. Een paar stukjes van de schedel en de afgevuurde kogels worden door de moordenaars als souvenirs bewaard. In 1999 toont Soete ze in een Belgisch televisieprogramma aan de kijkers.
Met een onaangekondigde interventie had Lumumba op 30 juni, de dag van de onafhankelijkheidsviering, zijn doodvonnis getekend. Eerst voerden president Kasa-Vubu en koning Boudewijn het woord. De eerste had niets dan lof voor de vroegere koloniale bezetter. De laatste stak de loftrompot op zijn oom Leopold II, die zich tijdens de conferentie van Berlijn in de jaren tachtig van de negentiende eeuw Congo had toegeeigend, een van de grootste, en zeker het rijkste land van Afrika – een bodem vol koper, goud, zink, uranium, diamanten en tin. Tachtig jaar regeerden Leopold en zijn nazaten dit wingewest, dat zij als een persoonlijke bezit beschouwden, met ijzeren hand. Al bezocht Leopold II het land nooit, ‘zijn geest waarde overal rond’, zoals de Amerikaanse schrijver Adam Hochschild opmerkte. Boudewijn noemde de onafhankelijkheid ‘de bekroning van het werk dat door het geniale brein van Leopold II werd ontworpen.’ De koning waarschuwde tegen ‘overhaaste hervormingen’ en bood de nieuwe machthebbers vaderlijk aan hen ‘terzijde te staan met onze raadgevingen.’
Lumumba stond niet op de sprekerslijst, dat moet de organisatoren een te groot risico hebben geleken, maar nam na de koning toch het woord. Herhaaldelijk door ovaties onderbroken, benoemdde Lumumba de onafhankelijkheid als het resultaat van een ‘strijd, die tranen, vuur en bloed gekost heeft.’ Leopold’s levenswerk veroordeelde hij als ‘de vernederende slavernij die ons met geweld werd opgelegd.’ Hij sprak over ‘de dwangarbeid, de spotternijnen, de beledigingen, de slagen die wij dienden te ondergaan omdat wij negers waren. Wie zal vergeten dat men tegen een zwarte ‘jij’ zei, niet zoals men dat tegen een vriend zegt, maar omdat het eerbare ‘u’ enkel voor blanken was voorbehouden? (…) Wie zal er tenslotte de terechtstellingen vergeten waarbij zo veel van onze broeders omkwamen, en de kerkers waarin diegenen werden gegooid, die zich niet meer wilden onderwerpen aan het regime van de onderdrukking en de uitbuiting.’ De Congolese leider sprak, schrijft de Belgische journalist Ludo de Witte, die de betrokkenheid van zijn land bij de moord op Lumumba vaststelde, ‘luttele minuten van waarheid (…) een compensatie voor tachtig jaren van overheersing.’
Koning Boudewijn had het korte betoog tandenknarsend aangehoord, wilde het liefst meteen vertrekken maar kon worden overgehaald nog aan het navolgende diner aan te zitten. Het Amerikaanse weekblad Time beoordeelde Lumumba’s speech als een ‘venijnige aanval’, ook de Belgische kranten reageerden verontwaardigd. ‘Bekijk Lumumba. De man is zo goed als niet ontwikkeld. Het vernislaagje beschaving dat wij op hem aanbrachten, barst aan alle kanten open. Het is een barbaar’, aldus La Libre Belgique. Nog geen maand later houdt de krant de adem in als Lumumba de Verenigde Staten bezoekt: ‘Hij verblijft er in Blair House, het officiele gastenverblijf voor buitenlandse staatshoofden. ‘Hier verzorgt een oude dame de gasten. Zij is blank. Hopelijk overkomt haar niets’, schrijft de krant. Het progressieve dagblad La Gauche, cynisch: ‘Het is niet zeker (…) of Hitler door de Belgische pers ooit met evenveel razernij en heftigheid werd behandeld als dat met Patrice Lumumba het geval was.’
Misschien dat andere Afrikaanse onafhankelijkheidsleiders er beter in slaagden het ‘vernislaagje beschaving’ dat de koloniale meesters hen aansmeerden te conserveren, of althans de schijn van voortgaande onderdanigheid, zoals dit ‘laagje’ begrepen moet worden, te wekken. Want in feite verschilde de boodschap van de Congolese leider weinig van die van onafhankelijkheidsstrijders als Kwame Nkhrumah (Ghana), Julius Nyerere (Tanzania), Jomo Kenyatta (Kenia) of Leopold Senghor (Senegal). Lumumba radicaliseerde juist in hun gezelschap tijdens de All-African People’s Conference die in december 1958 in Accra plaatsvond. Voordien wilde hij stemrecht uitsluitend toestaan aan de zwarte bourgeoisie in zijn land terwijl hij enkele jaren lid was van de gematigde Belgische Liberale Partij. Mede onder invloed van ‘Accra’ raakte hij de principes van werkelijke onafhankelijkheid, zeggenschap over de natuurlijke rijkdommen en stemrecht voor allen toegedaan. De collega-leiders wisten bij de machtsoverdracht echter een verzoenender toon aan te slaan. Maar geen van hen was dan ook zo geprovoceerd als Lumumba door de paternalistische Boudewijn, die zich van geen enkele schuld bewust leek.
Lumumba’s scherpe toonzetting is niet de enige verklaring voor de woede van de vroegere koloniale bezetters en hun westerse bondgenoten. Een overdracht van de macht zou zich moeten beperken tot de politiek en het overheidsapparaat. Belgie was weliswaar gedwongen de kolonie af te staan maar het was in het geheel niet de bedoeling om de immense zakelijke belangen op te geven. In de provincie Katanga, waar de l’Union Miniere de Haute Katanga, een Belgische mijnonderneming, heer en meester was, werd dan ook alle steun gegeven aan een afscheidingsbeweging, aan de uiteindelijke afscheiding zelf en het marionettenbewind onder leiding van Moise Tshombe, een regime als was in de handen van Brussel. Dit ging dwars tegen alle volkenrechtelijke beginselen in. Katanga grensde bovendien aan het noorden van Rhodesie (nu Zimbabwe) en aan Angola en was daarmee dus een stragische link met het door blanken geleide zuiden. De grens die de oude koloniale machten tussen de nu door zwarten bestuurde regio’s van Afrika en dit witte zuiden hadden getrokken moest in stand blijven. De belangrijkste bedreiging voor die grens vormde de jonge Lumumba die het had aangedurfd om, in het bijzijn van de koning, het begrip onafhankelijkheid letterlijk te nemen.
Zo doet de koude oorlog haar intrede in Afrika. Het westen verenigd achter alle destabliserende krachten die het verscheurde Congo rijk is: het leger onder aanvoering van Mobutu, de separatisten van Tshombe, ‘gematigde’ politici die hun kaarten op Brussel zetten. Machteloos kijken de nieuwe leiders van het onafhankelijke Afrika toe, de net opgerichte Organisatie van Afrikaanse Eenheid wordt het recht ontzegd om in te grijpen om zo de wettig gekozen regering van Lumumba te hulp te schieten. Hammerskjold, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, engageert zich volledig met de westerse belangen ten koste van de neutraliteit waaraan dit orgaan gezag moet ontlenen. In de Veiligheidsraad worden resoluties die steun uitspreken aan de wettig gekozen regering van Congo telkens door de westerse mogendheden weggestemd. Honderden huurlingen uit het westen bewegen zich samen met anti-Castro Cubanen in het Congolese strijdgewoel. Het is een bittere ironie dat terwijl deze huurlingen zich schuldig maakten aan de gruwelijkste slachtpartijen de neo-koloniale spindokters erin slaagden juist Lumumba en de zijnen af te schilderen als de barbaren, zoals ook in Kenia de Britse aanstichters van een ware Goelag, die honderdduizenden mensen het leven kostte, het in de westerse beeldvorming wonnen van de opstandige Mau Mau, die voor de onafhankelijkheid streden.
De Congo Crisis, dat als eufemisme kan wedijveren met de ‘politionele acties’ in Nederlands-Indië, duurde nog tot 1965. Toen wist legerleider Mobutu, voor de tweede keer en nu met succes, de macht te grijpen. Hiermee waren de westerse belangen veiliggesteld. De dictator, die zich Mobutu Sese Seko Nguku Ngbenda wa Za Banga (‘de almachtige strijder die vanwege zijn vasthoudendheid en daadkracht de ene na de andere overwinning zal boeken’) ging noemen, vestigde een dictatuur die tot 1997 zou standhouden. Van deze strijder hadden de buitenlandse mijnondernemingen in Congo niets te vrezen. Met hun steekpenningen bouwde hij een miljardenvermogen op. Uit naam van wat hij ‘authenticité’ noemde, maar om verder onnavolgbare redenen, werd Congo hernoemd tot Zaire. Mobutu droeg doorgaans een hoofddeksel met luipaardmotief, merkwaardig genoeg in combinatie met couture a la Mao. De dictator was tijdens de koude oorlog een van de trouwste bondgenoten van het westen in Afrika.
Als hommage noemde de dictator een Avenue naar Patrice Lumumba, die hij al bij een eerste staatsgreeppoging in 1960 uit de macht probeerde te verdrijven. Maar hij wist dat hij aan de verbeelding, tot wie Lumumba sprak, nooit een einde zou kunnen maken.
Lumumba’s droom was op geen enkele wijze utopisch. Hij benoemde zijn doelstellingen juist zonder omhaal van woorden, zonder de romantische fraseologie die de toespraken van nogal wat andere Afrikaanse leiders na de onafhankelijkheid gaan kenmerken. Hij wilde meer dan een stempel drukken met een nationale feestdag ter viering van de onafhankelijkheid of straten vernoemd naar Afrikaanse vrijheidsstrijders. Hij was geen dichter, zoals de Senegalese Senghor die de négritude bepleitte. Daarin stond niet de sociaal-economische onrechtvaardigheid centraal centraal maar het zwarte bewustzijn. Hij zocht de oplossingen van Afrika’s problemen niet in een herwaardering van vroeg-Afrikaanse waardestelsels, zoals de Keniaan Kenyatta dat deed.
Lumumba wilde vooral het plunderen van ’s lands rijkdommen stoppen. En dat mocht niet.