Najaar 2013. Stakende mijnwerkers. Protest van landarbeiders. De oprichting van een nieuwe beweging van ‘economic freedom fighters’. Landbezettingen. Berichten over sociale en politieke onrust domineren het nieuws uit Zuid-Afrika – tekenen dat het met het land de goede kant op gaat.
In het najaar van 2012 kreeg de Zuid-Afrikaanse regering steun uit onverwachte hoek. In een toespraak voor het verbond van lokale overheden had president Zuma de zegeningen van bijna twintig jaar ANC-bewind geteld. ‘Geen land ter wereld bracht zoveel dienstverlening tot stand in zo’n korte tijd’, aldus Zuma die met de uitspraak het hoongelach van de oppositie over zich afriep. Toch noemde het South African Institute of Race Relations (SAIRR) de bewering ‘quite correct’. En juist dat instituut kan zich erop voorstaan de Zuid-Afrikaanse machthebbers nooit naar de mond te hebben gepraat. Met zijn vuistdikke jaarlijkse onderzoeken naar de demografische ontwikkelingen en de staat van de mensenrechten in Zuid-Afrika weerlegde het SAIRR decennialang de propaganda die het land en de wereld het succes van de apartheidspolitiek wilde verkopen. Toen, bijna twintig jaar geleden, de eerste democratisch verkozen regering aantrad, stond het instituut klaar om deze met scherpe verklaringen te wijzen op de onhaalbaarheid van talloze beloften die haar politici in de campagne aan het zwarte electoraat hadden gedaan of op de ongewenste effecten van een te vergaand beleid van ‘positieve discriminatie’, of regstellende aksie, een term die meer recht doet aan de bedoelingen erachter. Over één ding waren de oude machthebbers van de Nationale Partij en de nieuwe van het ANC het roerend eens: dat SAIRR werd bevolkt door een stelletje ‘liberals’.
Maar nu noemde adjunct-directeur Frans Cronje de beschuldiging dat de ANC regeringen gefaald hadden in dienstverlening ‘een mythe’. Waarna hij zijn woorden met een indrukwekkende opsomming kracht bijzette. Het aantal huishoudens dat een ‘formeel’ huis bewoonde (in tegenstelling tot de bewoners in de ‘informele’ daklozenkampen en sloppenwijken) was met negentig procent toegenomen tot elf miljoen. Het aantal huishoudens met toegang tot elektriciteit steeg zelfs met bijna honderddertig procent tot bijna twaalf miljoen. En kraanwater bereikte inmiddels bijna dertien miljoen huishoudens, bijna tachtig procent meer dan in 1994. En zo zijn er, volgens Cronje, nóg twaalf indicatoren die zijn stelling, en die van Zuma, onderschrijven. Bovendien is een sociaal vangnet gespannen dat inmiddels meer dan vijftien miljoen mensen ten goede komt. Het resultaat van dit alles is dat het aantal Zuid-Afrikanen dat onder de armoedegrens van twee dollar per dag leeft daalde van twaalf naar vijf procent.
In een interview naar aanleiding van het persbericht ging Cronje nog wat dieper in op de positie van blanken in het nieuwe Zuid-Afrika. Van hen moest twee procent het in 1994 doen met minder dan twee dollar per dag. In 2012 was dat aantal gehalveerd, mede vanwege het multiraciale vangnet. Het aantal blanke kinderen dat naar de universiteit gaat nam toe van tien tot zestig procent van het totaal (bij zwarte jongeren was een stijging tot veertien procent te zien waardoor deze in absolute getallen nu het aantal blanke studenten overtreffen). Opmerkelijk is dat driekwart van de blanke populatie in 1994 in dienst was van de overheid of van een bedrijf. Maar in 2009 runt eenzelfde percentage een eigen bedrijf of opereert als zelfstandig consultant of agent. De ‘positieve discriminatie’ waarvoor het SAIRR in de beginjaren van de regering-Mandela waarschuwde heeft zeker nogal wat blanken hun baan gekost, en met name bij overheidsdiensten ging de nodige expertise verloren, maar het heeft de ondernemingszin onder blanken een geweldige impuls gegeven. Dusdanig dat zij er in het nieuwe Zuid-Afrika in veel opzichten het meeste op vooruit zijn gegaan. Tel daarbij op een wereld zonder reisbeperkingen, een redelijk stabiele munt en de internationale sportarena’s die nu ook toegankelijk zijn voor blanke rugbyspelers en Blade Runners en al gauw doemt het beeld op van een competitie waarbij de mensen die hun raciale privileges verloren er met de medailles vandoor gaan. Maar ook nogal wat winnaars, afkomstig uit een tijdens de apartheid rechteloze zwarte meerderheid, beschikken inmiddels over een indrukwekkende prijzenkast. Bijna vijf miljoen zwarte Zuid-Afrikanen, zo’n vijftien procent van het totaal, worden vandaag tot de middenklasse gerekend.
En dan zijn er nog de zegeningen die alle kleurgrenzen overschrijden. Het land heeft na zes jaar onderhandelen in 1996 een van de meest voorbeeldige grondwetten ter wereld geadopteerd, compleet met gelijke rechten voor vrouwen en seksuele minderheden. Een onafhankelijk hof ziet toe op de naleving van de constitutie en heeft de ANC-regeringen meerdere malen op de vingers getikt, bijvoorbeeld op het gebied van de aidsbestrijding. Nadat president Mbeki in 2008 door het ANC aan de kant werd gezet – een unicum in postkoloniaal Afrika waar nogal wat leiders met het pluche vergroeid raakten – zette zijn opvolger Zuma een aanpak van de pandemie in gang die in juli dit jaar door de VN werd geprezen als ‘een van de succesvolste ter wereld’. De helft van alle seropositieven in Zuid-Afrika slikt inmiddels aidsremmers, en iedereen die ze nodig heeft kan ze krijgen. Terwijl de internationale donaties voor bestrijding van de ziekte dramatisch daalden, investeert de Zuid-Afrikaanse regering zelf ruim anderhalf miljard euro per jaar in behandeling en preventie. Dat geld is er mede vanwege een uiterst slagvaardige belastingdienst die vanaf 1994 telkens weer miljarden meer wist op te halen dan begroot. De post internationale steun op de Zuid-Afrikaanse begroting bedraagt dan ook minder dan een procent. Zuid-Afrika kent vrije media, een actief maatschappelijk middenveld en een bruisend cultureel leven dat in de afgelopen jaren ook steeds meer de aandacht van de internationale artistieke podia, zoals het Nederlandse IDFA documentaire-festival of de Biennale in Venetië, trekt. Tenslotte: een conflict tussen de Inkathabeweging en het ANC dat eind jaren tachtig woedde, opgestookt door een geheimzinnige ‘derde macht’ van (voormalige) leden van het apartheidsleger en de politie, met naar schatting twintigduizend doden tot gevolg, is tot rust gekomen.
Toch pakt de beoordeling van post-Apartheid Zuid-Afrika in veel ‘recensies’ niet onverminderd positief uit. En dat is nog voorzichtig uitgedrukt. In een reportage die de gerenommeerde BBC correspondent John Simpson onlangs maakte, was sprake van een ‘blanke exodus’, die het gevolg zou zijn van de om zich heen grijpende werkloosheid onder dat deel van de bevolking, de omvangrijke misdaad en de corruptie. De werkloosheid onder blanken is inderdaad enigszins toegenomen, van drie naar 5,7%. Wie het aanzienlijke aantal blanke Zuid-Afrikanen dat enkele jaren het geboorteland verlaat om elders in Afrika of de rest van de wereld te werken niet meetelt, ontdekt dat het met de exodus wel meevalt. De crisis in de westerse wereld doet nogal wat Zuid-Afrikanen besluiten hun heil niet elders te zoeken of om juist terug te keren uit hun zelfverkozen ballingschap. De misdaad daalt, ook al zijn de deskundigen het niet eens over de omvang daarvan. Met moordcijfers kan echter moeilijk gesjoemeld worden: 15.000 vorig jaar tegen zo’n 35.000 in 1994. Nog altijd een zeer aanzienlijk aantal. Het centrum van Johannesburg, in de jaren negentig tot no go area uitgegroeid, is er zonder twijfel sterk op vooruit gegaan en beleeft met een stijgend aanbod aan felbegeerde lofts en de terugkeer van hotels en bedrijven een renaissance. Natuurlijk valt in de statistieken het onrustbarend hoge aantal verkrachtingen op al doen de op weinig wetenschappelijke data gebaseerde schattingen van 40 of 56 op 31 per minuut nogal smakeloos aan. Wat vaststaat is dat het aantal aangiften sterk is toegenomen na de instelling van speciaal door politievrouwen bemande meldpunten.
Moeten we op bovenstaande nuanceringen nu de bewering planten dat het goed gaat met Zuid-Afrika? Nee. De corruptie tiert welig. Tal van onderwijsinstellingen verkeren al jaren in crisis, een groot deel van het personeel is ongemotiveerd en slecht gekwalificeerd. Een deel van het justitiële apparaat functioneert slecht. Weliswaar is de roll out van aidsremmers een groot succes, met de gezondheidszorg in het algemeen is het droevig gesteld. Klinieken zonder artsen of geneesmiddelen, een schrijnend verschil in kwaliteit tussen wat staats- en private ziekenhuizen aanbieden. Door pijlsnelle verstedelijking staat de infrastructuur in de grote steden van het land zwaar onder druk. De stroom valt regelmatig uit. De vuilophaal is niet toereikend. ‘Hate crime’ gericht tegen lesbische vrouwen die zich door de nieuwe grondwet voelen aangemoedigd om uit de kast te komen eiste dit jaar al vijf dodelijke slachtoffers. Een veelvoud verwond. Maar ook heteroseksuele vrouwen lopen een grote kans het slachtoffer van geweld te worden. In sommige sloppenwijken vertaalt de frustratie over de in de afgelopen jaren weer toegenomen werkloosheid zich in geweld tegen de alom aanwezige amakwerekwere, zoals buitenlandse gelukszoekers en vluchtelingen vaak worden genoemd naar de klank van de vreemde talen die ze spreken. De herverdeling van ooit aan zwarte Zuid-Afrikanen ontnomen land – na overlegging van uitvoerige documentatie, veel wikken en wegen en na het bieden van marktgerelateerde afkoopsommen aan de eigenaren – gaat dermate traag dat de kwalificatie stroperig als een eufemisme tekort schiet. Bovenal is de afstand tussen rijk en arm alleen maar groter geworden. Dat is geen typisch Zuid-Afrikaans fenomeen maar wel uniek is de eerste plaats die het land inmiddels inneemt op de ranglijst van meest ongelijke landen in de wereld. De Sudanese zakenman Mo Ebrahim, die zijn vermogen vergaarde in de mobiele telefonie, hekelde half augustus die topscore. In een toespraak, uitgesproken op uitnodiging van de Nelson Mandela Foundation, riep hij op tot onderzoek naar de redenen voor deze ongelijkheid. Ebrahim vermoedt dat deze onder meer veroorzaakt wordt door een gebrek aan daadkracht bij de herverdeling van land en een teveel aan daadkracht bij de implementatie van een politiek van ‘black economic empowerment’. Ebrahim: ‘Die politiek was er toch op gericht om de kloof tussen arm en rijk te verkleinen? Is dat het geval, en zo ja, waarom staat Zuid-Afrika dan bovenaan de lijst van meest ongelijke landen?’ Het vermogen, tenslotte, om op tal van andere terreinen het beleid te implementeren en de daad bij het woord te voegen is nog niet op alle niveaus tot volle wasdom gekomen. Geen schande voor mensen die decennialang een (ondergrondse) strijd tegen een onmenselijk systeem voerden en niet van de ene op de andere dag voldoende talent en professionaliteit tevoorschijn konden toveren. Storend echter is de arrogantie waarmee kritiek vaak wordt afgedaan, toegeschreven aan ‘door blanken gedomineerde media’ of ‘contra-revolutionaire krachten’. Overigens kunnen niet uitgevoerde plannen en programma’s doorgaans niet aan een tekort aan middelen worden toegeschreven. Geld is er genoeg, nogal wat ministeries hebben de grootste moeite om het uit te geven. En dan is er nog een president die bij tijd en wijle verrast met een nieuwe bruiloft waar hij getrouw de traditie in luipaardvel een zoveelste bruid het hof maakt. Inmiddels wonen er drie wettige echtgenoten in Nkandla, de stede die Jacob Zuma op kosten van de staat liet aanleggen. Er gaan geruchten over een nieuwe aanwinst.
De vraag is dan ook gerechtvaardigd of Zuid-Afrika bergafwaarts gaat? Ligt er een nieuw Zimbabwe in het verschiet? Nee. Er gaat veel goed, er gaat veel fout. Twee passen voorwaarts, een pas achterwaarts. Soms drie. Op het ene moment dat luipaardvel dat een dag later weer aan de wilgen hangt omdat de president het parlement toespreekt of op staatsbezoek is. Soms een welgemeende liefdesbetuiging aan vermeende Zoeloe-tradities, die optelsom van veelwijverij, naastenliefde en krijgstaal. Dan weer de verzekering dat Zuid-Afrika geregeerd wordt op basis van een moderne grondwet, met een strikte scheiding van kerk en staat en het primaat van de democratie boven het gezag van de stamoudsten. In de bijna twintig jaar dat het ANC aan de macht is heeft het, ondanks alle voorspellingen, geen enkele poging ondernomen om de grondwet te wijzigen terwijl de partij meestentijds over een tweederde meerderheid beschikte.
Waar komt dan al die onvrede vandaan die je vrijwel overal op de goedgevulde terrassen van Johannesburg, verzamelplek van een nieuwe beau monde, kunt optekenen? Wat drijft vooralsnog kansloze jonge mensen in de armen van de uit de beweging gestoten ANC-jeugdleider Malema? Waarom dan een wekenlange staking van mijnwerkers, of seizoenarbeiders op de wijnboerderijen rond Kaapstad? En tientallen (!) protestmarsen per dag, tot in alle hoeken en gaten van het land? Wat verklaart de uiterst kritische toon in hoofdcommentaren en beschouwingen in nagenoeg alle kranten, in blogs in de sociale media en het werk van nieuwe generaties schrijvers, film- en theatermakers?
Wie de complexe Zuid-Afrikaanse werkelijkheid wil doorgronden, moet niet de fout maken voor de breed levende onvrede over het ANC-beleid één oorzaak of één voedingsbodem aan te wijzen. Evenmin mag uit de onvrede worden afgeleid dat deze grote delen van het ANC-electoraat vanzelfsprekend in de armen van de oppositiepartijen jaagt. Wie onvrede als een uitdrukking van achteruitgang verstaat raakt al snel verdwaald in een gangenstelsel van uiteenlopende, soms tegenstrijdige, stemmingen en ontwikkelingen. Niet langer bepaalt de zwart-wit tegenstelling het dominante vizier waardoor Zuid-Afrika begrepen kan worden.
Neem nu de nieuwe zwarte middenklasse. In de beeldvorming wil deze groep nogal eens geportretteerd worden als inhalig en wars van de gemeenschapszin die in een nogal romantische opvatting zo sterk met ‘de’ Afrikaanse cultuur samenhangt. Voorbeelden van hebberigheid en ongebreideld consumentisme zijn er te over, maar in het algemeen echter bestaat deze middenklasse uit mensen die hard werken, hun kinderen het beste onderwijs gunnen en bijdragen aan kosten van levensonderhoud en onderwijs van hen binnen de uitgebreide familie die nog achterblijven. De eisen die de leden van deze nieuwe klasse aan de overheid stellen zijn hoog, en groeien naarmate de welstand toeneemt. Ze betalen belasting en verwachten kwalitatief hoogwaardige dienstverlening en transparantie. Meer en meer stellen ze zich op het standpunt dat de politici hun steun moeten verdienen.
De achterblijvers, woonachtig in rurale gebieden of inwonend bij naar de stad uitgeweken ‘voortrekkers’, zien, mede dankzij de tot een in alle hoeken en gaten van het land doorgedrongen informatietechnologie, een nieuwe werkelijkheid opdoemen, één van mogelijkheden en kansen. Terwijl het gevoel van onvrede dat daaruit voortvloeit vaak wordt gemobiliseerd met aanklachten tegen een ‘voortlevend feodalisme’ of ‘negentiende eeuwse arbeidsverhoudingen, is het juist de ondergang van deze systemen die het verlangen naar een beter leven voeden. De slogan ‘A better life for all’, waarmee het ANC achtereenvolgende verkiezingsoverwinningen boekte, refereert aan dit verlangen. De onvrede is dus juist het resultaat van de vooruitgang die het land doormaakt, de stijging van inkomen, de veranderde leefomstandigheden, van verbeteringen stap voor stap. Er kán blijkbaar veranderd en verbeterd worden. Er is ruimte en er zijn kansen, en een regering die met regelmaat toegeeft. Ook omdat er straks weer verkiezingen zijn. Want in al zijn uitzonderlijkheid is Zuid-Afrika een heel normaal land geworden.
Hoewel, misschien niet helemaal. Want opmerkelijk genoeg zijn ingrijpende kenteringen in het ANC beleid tot op heden telkens weer afgedwongen … door ANC-ers. Met Mbeki’s fatale ontkenning van aids werd afgerekend door een brede beweging van ANC-activisten en sympathiserende leden van de vakbeweging en de communistische partij, formaties die met het ANC een alliantie vormen. Plannen om uit de apartheidstijd stammende ‘informatiewetgeving’ te vervangen door voor de media al even beperkende bepalingen werden grotendeels uitgekleed door een vergelijkbare coalitie van activisten. Hoewel verschillende oppositiepartijen volgens opiniepeilers voorzichtig aan invloed winnen, moet de kans op een machtsovername op korte termijn bijzonder klein worden geacht. Anders dan in buurland Zimbabwe hoeft het ANC daartoe geenszins de verkiezingen te manipuleren en het speelveld voor oppositiekrachten te beperken. De Democratische Alliantie, voortgekomen uit de vroegere liberale partij van Helen Suzman en Van Zyl Slabbert en gefuseerd met de restanten van de oude Nationale Partij, blijft door het voor een overwinning benodigde zwarte electoraat gezien worden als en behartiger van blanke belangen. De nieuwe Economic Freedom Fighters van oud-ANC-jeugdleider Malema spreekt mogelijk een deel van de ontevreden jeugd tot de verbeelding maar de schaamteloze zelfverrijking waaraan Malema zich schuldig maakte, ondermijnt zijn geloofwaardigheid. En dan is onlangs Agang (‘opbouwen’), een partijpolitieke formatie, opgericht door professor Mamphela Ramphele, de voormalige vriendin van de in 1977 vermoorde anti-apartheidsactivist Steve Biko. Ramphele, oud-medewerkster van de Wereldbank en zakenvrouw, is weliswaar nog onbekend bij een groot deel van het electoraat maar lijkt een deel van de stedelijke middenklasse aan te spreken. Maar om werkelijk een verschil te maken moet de politica erin slagen ook de onvrede bij de achterblijvers te mobiliseren. En hun belangen laten zich niet altijd combineren met die van de middenklassers. Het vermogen om die schier onmogelijke connectie te maken lijkt vooralsnog voorbehouden aan het inmiddels 101 jaar oude ANC.
Met dat ANC voelden veel Nederlanders in de jaren voor de afschaffing van de apartheid een sterke sympathie. Die is inmiddels sterk ge-erodeerd. Tijdens een gedachtewisseling tussen oud-activisten op het Afrika Studie Centrum in Leiden in juni j.l. viel veel teleurstelling te horen. Het gesprek vond plaats ter gelegenheid van het afscheid van medewerker dr. Ineke van Kessel. Zij wierp de vraag op in hoeverre de teleurstelling het resultaat is van ‘onze’ al te grote verwachtingen. Dachten we dan werkelijk dat het ANC het paradijs op aarde zou stichten? Cynici zullen zeggen dat ze ‘het recht hebben om er een zooitje van te maken’.
Maar zo’n zooitje is het nu ook weer niet.
(Dit artikel werd gepubliceerd in de Internationale Spectator, september 2013)