Enkele jaren terug terug trok filmmaker Renzo Martens wereldwijd de aandacht met zijn project Episode III: Enjoy Poverty. In deze film registreerde Martens zijn boottocht over de Congo rivier. Waar hij aanmeerde probeerde hij de lokale bevolking ervan te overtuigen dat ze hun armoede konden verzilveren door deze zelf te fotograferen. Westerse media betalen goudgeld voor plaatjes van scharminkels en aan hongeroedeem stervende kindjes, onderwees Martens. De film toonde de maker die aan Congolezen uitlegt hoe je dat goed in beeld brengt.
Dit verhaal werd door velen als een vernieuwende en provocatieve bijdrage aan het debat over de relatie tussen Afrika en het Westen beschouwd. Ook al was je het met hem oneens hij stelde wel wat aan de orde, zo heette het. Enjoy Poverty werd op verschillende festivals vertoond.
Oorlogswinstmakers
Ik was destijds minder enthousiast. Ik vond zijn film missionair, een zoveelste voorbeeld van blanke goedertierendheid. Hier predikte opnieuw een naar donker Afrika afgezakte verlosser de weg naar verheffing en stelde de inboorlingen een welvarende toekomst in het vooruitzicht. De spiegeltjes en kraaltjes waarmee vroegere ‘ontdekkingsreizigers’ hen paaide waren nu vervangen door een camera. Ik vond dat tamelijk smakeloos en ongevoelig voor de complexe achtergronden van de armoede die nog grote delen van Congo teistert. Ik zag er ook een belediging in van beroepsfotografen die door Martens gemakshalve werden weggezet als een soort oorlogswinstmakers die hun zakken vulden met de opbrengsten van slachtofferbeelden. Die verdachtmaking kon ik moeilijk combineren met het werk van integere fotografenvrienden als Kadir van Lohuizen, Sander Veeneman of Pieter van den Houwen die op hun reizen naar Afrika vaak geld toelegden. Mannen die gedreven worden door een sterke wil om onrecht te tonen en te bereiken dat er iets aan gebeurt.
In een bijdrage in ZAM magazine heb ik mij destijds tegen Enjoy Poverty gekeerd met een enigszins vileine oproep aan Somalische kapers om in te grijpen als ze Martens’ schip in het vizier kregen. De filmmaker stuurde me een woedende mail. Uit de woordenbrei maakte ik op dat hij mij zag als een correspondent in Johannesburg die zijn eigen toko bedreigd zag.
Nieuw project
Inmiddels stelt ook Martens vragen bij zijn project. In NRC Handelsblad (Cultuurbijlage, 26 juli 2012) zegt hij: ‘Ik had hen natuurlijk niets te bieden – ik ging terug en zij bleven. Er was erg weinig effect. De film was zelf medeplichtig aan de armoede.’ Die conclusie lijkt me wat stevig maar Martens is een man die ook in zijn falen van weinig zelfonderschatting blijk geeft. Het valt natuurlijk te prijzen dat de filmmaker iets leek te hebben opgestoken van de felle kritiek en de verwijten die Congolezen hem zelf tijdens een debat over Enjoy Poverty in Kinshasa voor de voeten hadden geworpen. Toch duidt Martens opvatting dat zijn missiewerk wel resultaten zou hebben afgeworpen als hij maar was gebleven op hetzelfde koloniale misverstand waarop zijn film is gebouwd. Nu hij zich opnieuw aan een project in Congo waagt moet de conclusie dan ook zijn dat hij bitter weinig van zijn eerdere ervaringen heeft opgestoken. Sterker, met de ‘kunstbroedplaats’ die hij de komende vijf jaar wil creeren op een voormalige Unilever-plantage nabij het stadje Boteka in Congo doet hij er nog een schepje bovenop. Zo’n witte boot vaart voorbij en veroorzaakt in de beleving van Congolezen een kleine rimpeling in de Congorivier, zo gaat het al eeuwen en zelden leidde het ergens toe. Maar nu, zo meldde deze krant, wordt er een instituut gebouwd – het Institute for Human Activities, jazeker. Martens wil met een residency voor kunstenaars van buiten (lees: Europa) en masterclasses ter plaatse ‘inkomen genereren en accumulatie van kapitaal tot stand brengen.’ Zo wil hij middenin het Congoleze regenwoud een proces van gentrificatie entameren. Natuurlijk hoopt hij dat het expirement, dat vijf jaar zal duren, een film oplevert maar ‘dat is niet waar het om gaat’, aldus Martens. Hij wil dat de arbeiders die op de plantage werkzaam zijn de visiterende kunstenaars inspireren. Ik hoop maar dat de filmmaker met de zin ‘bijna gratis arbeid is een essentiele voorwaarde voor de productie van hedendaagse kritische kunst’ zich verspreekt. Want het belooft weinig goeds voor de autowassers, kamermeisjes, nachtwakers en koks die aan Martens’ project een baan zullen overhouden. Ook gaat Martens de lokale kunstverkoop nieuw leven inblazen. ‘Als het Stedelijk één tekening van een Congolese arbeider aankoopt, dan staat dat gelijk aan enkele jaarsalarissen’, aldus de filmmaker. Het zal toch niet dat de kunstminnende goegemeente straks massaal toestroomt naar de expositie ‘tekening van een Congolese arbeider’ in het heropende Stedelijk? Saartjie Baartman, de Kaapse ‘Hottentot’ die vanwege haar omvangrijke achterste in de negentiende eeuw in Europese hoofdsteden werd tentoongesteld, revisited.
Speciale charter
Het eerste Europese publiek heeft Boteka inmiddels al bezocht. Begin juni vloog een speciale charter vol met prominente kunstkenners en denkers naar de plantage om er een symposium bij te wonen. Er was zelfs een satellietverbinding met een Canadese expert tot stand gebracht. De foto’s bij het stuk tonen ons ondermeer vier verveeld kijkende blanken achter een tafel. Zij richten zich tot de plantage-arbeiders ‘in curatorentaal’, aldus het artikel. Op de vraag hoe de toeschouwers hierop reageerden, antwoordt Martens: ‘De meeste vragen uit het publiek hadden betrekking op gezondheidszorg en dergelijke.’ Die hadden er duidelijk niets van begrepen.
Er zijn vandaag de dag in Congo eminente onderzoeksjournalisten, echte kunstenaars, lastige sociale media en activisten die ageren tegen de corrupte politici die het land leiden, uitbuiters, krijgsheren en grondstoffenplunderaars. Wat zien zij als een adekwate uitdrukking van onze solidariteit? Nu je er toch bent, Renzo, zoek ze op, luister naar hún ideeen.