In DWDD legde Paulien Cornelisse het volgende uit. Wie in de homoscene een drankje krijgt aangeboden en reageert met ‘Lekker, man’ laat in feite weten: wél een drankje maar verder niks.
Ik vond het confronterend. Cornelisse wist iets dat mij, homo van bijna 64, niet bekend was.
Jarenlang heb ik in Amsterdamse herencafé’s drankjes aangeboden gekregen – niet voortdurend maar alles bij elkaar toch wel vijf keer, zeker drie – waarop ik amicaal reageerde met – afijn, u begrijpt het. Dan zat ik daar met mijn drankje terwijl de gulle gever zich subiet uit de voeten maakte. Waarna ik mij de rest van de avond afvroeg wat er toch met me mis was. Was ik te dik of te bril of te links of te verwijfd of juist niet. Ik zei toch ‘lekker, man’ en jij kwam toch op me af? Dan nam ik er nog een op eigen kosten en meestal nog een en mompelde ik in mezelf ‘lekker, man, lekker, man. Lul’. Op den duur klonk het als Neckerman. Dan rekende ik af en ging ik naar huis. Alleen.
Eén keer lukte het wel terwijl ik toch echt gereageerd had met ‘lekker, man’. Vermoedelijk was dat net als ik iemand die niet wist wat Paulien Cornelisse en waarschijnlijk nog tienduizenden anderen wel weten. De man die mij iets te drinken aanbood was beeldend kunstenaar en had zweetvoeten. Na zijn vertrek in de vroege ochtend heb ik alle ramen tegen elkaar open gezet. Toen de avond viel was mijn appartement reukvrij.
Lekker dan.
In Johannesburg, waar ik begin jaren negentig heen migreerde, lukte het mij met aanzienlijk groter gemak – wellicht iets te groot gemak – om iemand aan de haak te slaan. Ik heb altijd gedacht dat dat was omdat de mensen daar aardiger zijn of minder kieskeurig. Soms maakte ik mijzelf stiekem wijs dat ik een archetype vertegenwoordigde waarnaar aan de andere kant van de wereld nu eenmaal meer vraag was dan hier.
Nu weet ik dat in het feit dat ik niet goed wist hoe je ‘lekker, man’ in het Engels, of in het Zulu, zegt de verklaring voor mijn succes gezocht moet worden. En eerlijk gezegd bood ik daar vermoedelijk meer drankjes aan dan dat ik aangeboden kreeg. Dat zal ook wel geholpen hebben.
Inmiddels zal het me een zorg zijn. Naar café’s ga ik nog zelden en de laatste keer dat mij een drankje werd aangeboden, voelt als een herinnering aan het interbellum. Ik reageerde toen trouwens met ‘die kan er nog wel bij’. Waarop de aanbieder zei: ‘Ik had het eigenlijk tegen je buurman’.