Lilian

Ik had Lilian Tumani graag nog willen vragen of ze had geweten dat ze ooit mijn schoonmoeder was. Er werd thuis in Port Alfred aan de zuidkust in de Oostkaap niet over gesproken, Raymond was een artiest en dus was hij ‘anders’ – period. Dat er met kerst 1992 twee witte vrienden uit Nederland met hem meegekomen waren, hoefde haar natuurlijk nog niet op een idee te brengen. Maar enkele maanden later vertrok hij naar Amsterdam en trok bij een van die twee in. Bij mij. Als ik in Johannesburg was, waar Lilian toen als dienstbode werkte, ontmoetten we elkaar bij tijd en wijle, spraken honderd uit over Raymond zonder dat ‘het’ ter sprake kwam.
In november 2001 stierf Raymond plotseling. De verkering had al jaren plaats gemaakt voor een zoete en intense vriendschap. Daaraan was nu in een klap, door een uitgewerkte lever, een onbesproken virus en de overtuiging dat het lichaam daaraan zelf de nodige weerstand zou bieden, een einde gekomen. Ik was in de ochtend gebeld waarna de onheilstijding langzaam tot me doordrong. Toen ik ’s avonds Lilian aan de telefoon had, voelde het ‘Raymond is dead’ als een mokerslag. Nu wist ik het zeker.
Na zijn dood verongelukte het goederenvliegtuig dat zijn lichaam van Nederland naar Zuid-Afrika vervoerde en begroeven we een week later een kistje van 30 x 15 centimeter, waarop South African Airways een naamplaatje had bevestigd, met as waarvan we later vaststelden dat die niet van Raymond was. Weer een week later werd er op het vliegveld van Port Harcourt (Nigeria), waar de ramp zich had voltrokken, alsnog een lichaam gevonden en volgde er opnieuw een begrafenis.
Na die eerste teraardebestelling stonden we op het strand – Lilian, Raymond’s zuster Norma, Xcobani, zijn neefje, zijn broer, Jan, waarmee Raymond toen verkering had en vrienden. Sammy, die ons inmiddels ook al verlaten heeft, vroeg ons een kring te maken en aan Raymond te denken. Met de wind waaide even ons verdriet weg.
Vanmiddag belde Norma om te vertellen dat Lilian was overleden.