Kan Nelson Mandela bij het oud vuil? Achterhaald, zijn houdbaarheidsdatum ver voorbij? Het klinkt een beetje als een retorische vraag waarop het antwoord vanzelfsprekend nee luidt. Maar voor een groeiend aantal mensen ligt dat antwoord niet langer voor de hand.
Kritiek op Mandela is van alle tijden en soms gaat deze gekleed in klaarblijkelijke beleefdheid. Zo spraken nogal wat Afrikaanse leiders kort nadat de vrijheidsstrijder tot de eerste zwarte president van Zuid-Afrika werd gekozen vol lof over hun nieuwe ambtsgenoot. In werkelijkheid konden ze zijn bloed wel drinken. Mandela’s besluit om als president maar een termijn te dienen, om de trias politica serieus te nemen en de hem onwelgevallige gerechtelijke oordelen te respecteren, om homo’s en lesbo’s gelijke rechten te geven – ze moesten er niets van hebben al deden ze alsof ze stijf stonden van bewondering.
Kort voor zijn arrestatie in 1962 – de CIA tipte de Zuid-Afrikaanse geheime dienst over zijn verblijfplaats – bezocht de ANC-leider een reeks van postkoloniale Afrikaanse landen op zoek naar steun. De ontvangst was veelal koel, sommige leiders kwamen niet opdagen of lieten Mandela uren wachten en als er al steun werd toegezegd was deze bescheiden. Het ANC had in 1955 het Freedom Charter geadopteerd. Daarin werd witte landgenoten een gelijkwaardig bestaansrecht gegund in een toekomstig, vrij Zuid-Afrika. Bovendien werkte Mandela in de strijd tegen apartheid samen met communisten. Ook dat viel slecht bij de Afrikanistische leiders van het continent. Veel Westerse leiders, op hun beurt, verafschuwden Mandela. Pas gedurende zijn presidentschap (1994 – 1999) werd hij van de Amerikaanse lijst van ‘internationale terroristen’ gehaald.
Ook in het ANC zelf was Mandela’s positie niet altijd onomstreden. Als leider van de jeugdbeweging stond hij aan het einde van de jaren vijftig een militantere aanpak voor en ageerde tegen een leiding die naar zijn mening in slaap was gesust. Vandaag zien nogal wat mensen in Mandela graag de pacifist en vredesduif die hij niet was toen alle vreedzame middelen waarmee zijn beweging destijds actie voerde, uitgeput waren en tot niets hadden geleid.
Nu klinkt er in Zuid-Afrika weer kritiek op Mandela. De immense ongelijkheid in het land zou het gevolg zijn van de compromissen die hij tijdens de onderhandelingen met het witte minderheidsbewind deed. Het feit dat de economie en het land nog grotendeels in witte handen zijn, zou een gevolg zijn van de verzoeningspolitiek. En ook het uitblijven van een krachtige dekolonisatie van de gevestigde instituties in het onderwijs en elders in de samenleving wordt geweten aan het feit dat de Almachtige toen niet harder met zijn vuist op tafel heeft geslagen.
Het zijn stuk voor stuk verwijten die geen hout snijden. De onderhandelingen tussen het ANC en het apartheidsregime in de eerste helft van de jaren negentig waren gebouwd op een patstelling, niet op een victorie van de een over de ander. Zeker, het ANC won in de jaren tachtig snel aan kracht en invloed en het toenmalige regime voelde zich steeds meer in het nauw gedreven. Maar de een had zeker nog niet gewonnen, de ander niet verloren. Op die werkelijkheid is het jarenlange onderhandelingsproces gebouwd.
De belangrijkste concessies werden destijds voorgesteld door de leider van de communistische partij, Joe Slovo. Hij redeneerde dat deze nodig waren om een nieuwe impasse in de onderhandelingen te overwinnen. Slovo stelde dat het principe van one person one vote heilig was. Over allerlei andere kwesties kon onderhandeld worden. En dus werden witte ambtenaren gevrijwaard van collectief ontslag en kwam er een waarheids- en verzoeningscommissie die op voorwaarden amnestie in het vooruitzicht stelde. Deze concessies noemde Slovo de ‘sunset clauses.’ Van nationalisaties zag het ANC al begin jaren negentig af nadat Chinese leiders een geïrriteerde Mandela voorhielden: ‘We hebben het geprobeerd maar het werkt niet.’
Even significant is het feit dat het Mandela was die begin jaren negentig twee van zijn belangrijkste onderhandelaars aan de kant schoof, Thabo Mbeki en Jacob Zuma. Ze lagen onder vuur omdat ze het met te groot gemak op een akkoordje wilden gooien met de vertegenwoordigers van de Nationale Partij. Mandela hoorde het stijgende ongenoegen onder de ANC-aanhang die vermoedde (naar later bleek terecht) dat delen van het minderheidsregime met het aanstoken van geweld de overgang naar democratie wilde ondermijnen. Hij verving de al te concessie gezinde Mbeki en Zuma door Cyril Ramaphosa en Mac Maharaj.
De onlangs in ons land uitgebracht documentaire over Winnie Mandela wordt hier en daar aangegrepen om twijfel te zaaien aan Nelson’s bedoelingen. Gelukkig bereikt Pascale Lamche bij veel collega-journalisten dat er nagedacht wordt over het gemak waarmee Winnie jarenlang is opgevoerd als het negatief van Nelson. Heks versus held. Hij goed, zij fout. De getuigenissen in de film van apartheidsglibbers die destijds een dagtaak hadden aan het planten van desinformatie over Winnie in de media dragen overtuigend bij aan het afbreken van het heksenimago. Wie de decennialange pesterijen, vernederingen, detentie en marteling van Winnie tot zich laat doordringen, begrijpt waarom Winnie op de vraag ‘Bent u bereid te doden?’, die haar in de jaren zeventig werd gesteld door een BBC journalist en in de documentaire te zien is, antwoordt: ‘Now I know I can.’ Ik vermoed dat Winnie’s populariteit onder grote delen van de zwarte bevolking voortkomt uit het feit dat veel mensen uit eigen ervaring weten dat niemand gelouterd uit zo’n strijd komt. Niet eerder zag ik een statement, want zo mag je de docu gerust noemen, dat zo sterk over het voetlicht bracht hoezeer niet alleen het systeem maar ook de strijd ertegen ontmenselijkte. De vraag is mijns inziens dan ook niet of Winnie nu wel of niet deel had aan schending van de mensenrechten? De film pleit de ‘moeder van de natie’ geenszins vrij maar toont een context, zo anders dan de relatief beschermde omgeving waarin Nelson zich in latere gevangenisjaren bevond, waarin het verschrikkelijk mis kon gaan. Die excessen gelijk stellen aan de misdaden van de apartheid, zoals de Waarheidscommissie suggereerde, was een zoveelste vernedering aan het adres van Winnie.
Ze is dus geen heks, net zo min als Nelson een held was. Toch lijkt die laatste in verschillende beschouwingen over de film nu van zijn voetstuk te moeten vallen. In een uitstekende bijdrage van Bram Vermeulen in de NRC, gepubliceerd in reactie op een onnozele recensie van redacteur Coen van Zwol in die krant, heet Nelson ‘dood’ en Winnie ’terug.’ Opnieuw wordt een stel dat in de visie van documentairemaakster Lamche ’twee kanten van dezelfde medaille’ vertegenwoordigt als paradox opgevoerd.
Onlangs had ik het voorrecht de drukproeven te mogen lezen van The Presidential Years, het boek samengesteld door Mandla Langa op basis van de aantekeningen die Mandela gedurende zij presidentschap maakte. Het verschijnt in het najaar, ook in Nederlandse vertaling. Het boek laat weinig heel van het beeld van een goeiige opa die zich na zijn vrijlating overgaf aan een orgie van verzoeningsgezindheid. Het zijn de herinneringen van een politicus, een strateeg en een visionair wiens handelingen doorgaans een verder liggend, doordacht doel dienden. Er spreekt woede uit over mensen waarmee de schijn van samenwerking moet worden opgehouden – vanwege dat verder liggende doel. Het ademt overwicht én tekortkomingen. Het bevat reeksen vingerwijzingen voor hen die dromen van gelijkwaardigheid.
Ik zeg het maar vast: lees dat boek straks. En ga nu naar de film over Winnie. Ze horen bij elkaar.
Mooi, doortimmerd betoog van je, Bart. Ik verheug me nu al op het boek. Als het een beetje aandacht krijgt zal het – neem ik aan – de nodige sprookjes over Madiba verstoren. En ik houd er erg van als sprookjes worden verstoord! Nelson en Winnie zaten inderdaad op dezelfde lijn, niet lijnrecht tegenover elkaar. En Mandela was geen doetje, geen vredelievende troetelbeer. Gelukkig maar.
Beste Bart. Ik vind het eerlijk gezegd nogal onnozel om onder de indruk te zijn van deze agitprop. Sure, al die punten over vernederingen door het aparheidsregime, en dat Winnie anders dan Nelson in het oog van de strijd zat, onderschrijf ik in de recensie. Alsook dat er campagne tegen Winnie werd gevoerd, dat ze werd ‘geframed’. Alleen voel ik me niet geroepen een hoge waardering te geven aan een documentaire die zich van soortgelijke stijlmiddelen bedient. Ik weet misschien niet veel van Zuid-Afrika, maar wel van film.