Laten we de oproep die Marcel van den Heuvel vorige week inde Volkskrant aan staatssecretaris Knapen deed om radicaal op te treden tegen Afrikaanse leiders die de homohaat aanjagen eens omdraaien. Dus: Afrikaanse leiders gaan radicaal de strijd aan tegen in het westen heersende vreemdelingenhaat en steeds strengere maatregelen om ‘de ander’ buiten de deur te houden? Zou ik me daar als voorstander van een open, vrij en divers Nederland door gesteund voelen? Niet echt. Anders wordt het als Afrikanen zich solidair tonen met Nederlandse ingezetenen die zich verzetten tegen uitzettingen en de schending van Europese mensenrechtenverdragen.
Eenzelfde benadering moet worden gekozen als het gaat om homohaat in Afrika. Niet ons opgestoken vingertje en onze morele verontwaardiging moeten de grondslag vormen voor het Nederlandse beleid maar juist de verbondenheid met Afrikaanse activisten en groepen die opkomen voor gelijke rechten. Het is niet in hun belang als vertegenwoordigers van Nederland in internationale organen en ontmoetingen voeding geven aan het misverstand dat een vrije seksuele orientatie een westerse waarde vertegenwoordigt.
Voor de rituele retoriek tegen Afrikaanse homo’s, met soms gruwelijke gevolgen, zijn vele verklaringen aan te voeren. Sommige in het nauw gedreven Afrikaanse potentaten zoeken een bliksemafleider. Sommige christelijke kerkleiders willen in homofobie hun aan invloed winnende moslimbroeders overtreffen. In een gesprek dat collega-journalist Madeleine Maurick en ik vorig jaar met aartsbisschop Tutu hadden sprak deze van de ‘impotentie’ waaraan zijn collega-bisschoppen leiden. ‘Ze worden geconfronteerd met armoede, corruptie en ziekte in hun land en kunnen er weinig aan doen. Ze compenseren dat onvermogen met homohaat in de veronderstelling dat ze aan die seksuele voorkeur wel iets kunnen veranderen’, aldus Tutu.
Ondertussen is er meer en meer bewijs voor sterke betrokkenheid van Amerikaanse evangelisten bij het aanwakkeren van de homohaat in landen als Oeganda, Kenia en Malawi. Sommige bisschoppen worden zelfs financieel door hen onderhouden. Een sterke machtsbasis in Afrika kan deze evangelisten helpen hun oerconservatieve agenda voor de Verenigde Staten kracht bij te zetten. Is dat niet een onderwerp dat Knapen eens bij zijn Amerikaanse ambtsgenoot aan de orde kan stellen?
Maar bovenal is de bij tijd en wijle oplaaiende homohaat een reactie op de toegenomen zichtbaarheid en het groeiende zelfbewustzijn van Afrikaanse homo’s en lesbiennies. In de Afrikaanse media wordt over homoseksualiteit fel gedebatteerd. Jonge schrijvers, fotografen, beeldend kunstenaars en theatermakers behandelen seksuele thema’s zonder enige remming. Geen wonder dat oude generaties Afrikanen zich bedreigd voelen door de ondermijning van conventies en patriarchaat. Wie iets wil betekenen voor de om zich heen grijpende beweging voor Afrikaanse modernisering moet zich eerst en vooral engageren met diegenen die er het levende bewijs van zijn dat homoseksualiteit niet ‘onAfrikaans’ is. Liever solidariteit op basis van inzicht en beleid, waaraan bijvoorbeeld een organisatie als Hivos vormgeeft, in plaats van het machtsvertoon van een kudde westerse olifanten die door de Afrikaanse porceleinkast banjert.
Hoi Bart,
goed stuk!