In januari 1995 produceerde ik een item voor Diogenes, het buitenlandprogramma van de VPRO televisie. In een serie over mensen die in historische perioden een rol van betekenis hadden gespeeld, was eerder lord Carrington geportretteerd. Deze Engelse politicus had bemiddeld in het Joegoslavie-conflict. Nu was het de beurt aan Pik Botha, de voormalige minister van buitenlandse zaken van Zuid-Afrika. De eindredacteur belde me in lichte staat van opwinding, zijn knipselmap (die had je toen nog) wekte geen enkele twijfel aan zijn keuze. Ik wierp tegen dat Botha geen rol van betekenis had gespeeld in Zuid-Afrika’s complexe overgang naar democratie. In het land werd hij door velen beschouwd als een opportunist die langs de zijlijn keek in welke richting de wind zou gaan waaien. Om vervolgens mee te zwenken.
Mijn verweer werd beleefd aangehoord maar sorteerde geen enkel effect. Wat wist ik ervan? Ik woonde er net.
Ruim een week voor de crew van Diogenes zou arriveren, overleed Joe Slovo, ooit een van de bevelhebbers van de gewapende vleugel van het ANC en leider van de Communistische Partij. Na de eerste democratische verkiezingen benoemde Mandela hem tot Minister van Volkshuisvesting. Nog geen jaar later bezweek Slovo aan kanker.
Omdat Botha, als Minister voor Energie ook lid van Mandela’s regering van nationale eenheid, bij de begrafenis aanwezig zou zijn, bedachten de VPRO jongens dat dit een gedenkwaardige openingsscene van het item zou kunnen opleveren. Onder een viaduct op de snelweg van Pretoria naar Soweto troffen we Botha en chauffeur en wisselde de filmcrew van auto. Ikzelf reed met Botha’s chauffeur achter de minister en de televisieploeg aan. Zoals gebruikelijk duurde de herdenkingsdienst in het stadion bijna een dag. Het leverde mooie beelden op van een tot tranen geroerde Botha aan de kist van zijn ooit gezworen vijand. Pakweg zeven keer had het witte minderheidsbewind geprobeerd om Slovo met een moordaanslag om het leven te brengen. Uiteindelijk was hij een natuurlijke dood gestorven.
Terug in het hotel verzamelden we in de kamer van de regisseur/cameraman . Hij slaakte een diepe zucht terwijl hij zich in kleermakerszit op het tweepersoons positioneerde. “Wat een derderangs acteur”, zei-d-ie. “We moeten een ander onderwerp bedenken”. De rest van de avond werd er gebeld, onder meer met een vriendin van me die bij een organisatie werkte die small miners ondersteunden. Een dag later reisde de crew af naar de Noordkaap en filmde er een prachtige reportage die vanwege het thema – mining – in de verte nog wel iets met Pik Botha te maken had maar waarin hij uiteindelijk nauwelijks een rol van enige betekenis speelde. Bij het zien van het item kon ik een licht gevoel van triomf maar moeilijk onderdrukken. Derderangs acteur, die kon de eindredacteur in zijn zak steken.
Nu er, kort na zijn overlijden, in media wereldwijd uitgebreid wordt teruggekeken op leven en werk van Pik Botha is het tijd voor een welgemeend mea culpa. Ik begreep er destijds niets van. Vastgesnoerd in een korset van links-radicaal anti-apartheidsdenken ontging mij volledig de onvoorstelbaar grote bijdrage die Pik Botha aan de strijd voor vrijheid en democratie, voor mensenrechten en gelijkwaardigheid leverde. Vermoedelijk nog veel groter dan die van Hendrik Verwoerd, John Vorster en de hele Ossewa Brandwag bij elkaar.
Hennie van Vuuren’s boek ‘Apartheid, Guns and Money’ haalt Botha herinneringen op aan zijn ontmoeting met Margaret Tatcher.
“I am the only foreign dignatory to have (had) a private one-to-one meeting with her without any of her staff present. My friends would joke, now what would the two of you do? It’s strange how other women don’t seem to like her. She had very beautiful breasts. She couldn’t sit still for a minute, the one leg over the other leg, to the sides the hands kept moving. I will never forget to this day that night in London, they had a tremendous dinner with all the important ones and the women dressed up, I am telling you. She was dressed up in a beautiful dress and her collar and her head like a flower emerging out of it. When I entered the meeting the following morning I said: “Pardon, would you allow me to tell you how charming you looked last night? I would have given anything to be your partner.’ Hell, for the first time she blushed. We remained very good friends despite the difficult times. She was the one that was never in favour in sanctions.”
Pik Botha de vrouwen-man. Charmant, gedecideerd, de handjes keurig thuis gehouden (misschien niet altijd, maar zeker wel in Downing Street 10 en de rest is fake nieuws). Dat is nog eens andere koek dan wat collega-ministers op Bird Island, vlak voor de kust van Port Elisabeth, uitspookten met minderjarige kleurlingjongetjes. Volgens een recente publicatie schoot defensieminister Magnus Malan er een zelfs een schot hagel in zijn anus. Dat zou Pik nooit doen.
Dat liet Pik een ander doen. Toen hij medio jaren tachtig na een dagenlange zoektocht in een wildreservaat werd aangetroffen door het hoofd van de doodseskaders zette hij keurig zijn handtekening onder het bevel om een ANC-gemeenschap in buurland Botswana op te blazen. Er vielen elf doden waaronder de kunstenaar Thami Mnyele waarnaar in Amsterdam een artist residence is vernoemd. Botha begreep dat waar er gehakt werd soms spaanders vielen maar hechtte eraan dat er alleen volgens de regels gehakt werd. Dus moest er een handtekening onder het bevel. “Waar is die brandewyn, manne, kom ons drink!”, riep Pik nadat hij getekend had, zo getuigde de doodseskaderman voor de waarheidscommissie. Heerlijk!
Want drinken kon-ie. Als een Maleier. Pik keek niet neer op deze destijds onder de apartheid als inferieur geclassificeerde bevolkingsgroep. Integendeel, Pik keek tegen ze op. En hij overtrof ze. Toegegeven, dat liep wel eens uit de hand. Bijvoorbeeld bij een drinkgelag waar hij zijn vrouw op de piano joeg om te strippen. Ze viel er vanaf en raakte verlamd. (Volgens een andere lezing sloeg hij haar kreupel omdat ze weigerde te strippen). Wat telt is dat Pik voor zijn vrouw een rolstoel kocht. Welke man zou dat doen? Pik was een mensen-mens.
Ook het predicaat derderangsacteur dat de VPRO regisseur destijds al na amper een dag op de minister plakte, moet bij nader inzien met kracht van de hand worden gewezen. Pik was een groot acteur, de Kevin Spacey van Zuid-Afrika. Apartheidstroepen in Angola en Namibie? Pik ontkende het met een stalen gezicht. Verslagen door Cubaanse troepen in het Angolese Cuito Cuanavale? Onzin, Pik had ze juist onder tafel gedronken. Doodseskaders, ontvoeringen, verkoolde vrijheidsstrijders op Vlakplaas? Propaganda uit de koker van het internationale communisme. Persoonlijke maffiaconnecties? Zijn vriendschap met Vito Palazzolo, die hij Ambassador Plenipotentiary in Ciskei maakte? Aan deze vriendschap lag slechts het welvaren van dit straatarme thuisland ten grondslag.
En heel lang geloofden ze hem in Washington en London en best wel vaak in Den Haag. En ze herkenden het in de kringen rond Stroessner, Pinochet, Mobutu en Videla. Dit soort dingen deden ze zelf ook, en ze ontkenden het even hard. Het verschil: Pik werd vertrouwd op zijn blauwe ogen. Kevin Spacey viel eerder van zijn voetstuk. Need I say more.
Soms moet iemand dood voordat zijn onbaatzuchtige gaven pas tot een ieder doordringen. Een vrienden-mens. Hij schudde net zo makkelijk de hand met generaal Viljoen als met Winnie Mandela of aartsbisschop Tutu. Bij die laatste hebben Pik’s vriendjes bij de Special Branch ooit nog een dooie apenfoetus in zijn tuin gehangen maar dat was een geintje. ‘Een groot intellectueel”, twitterde ANC-minister Hanekom die twee jaar in Mandela’s kabinet naast Zijne Heiligheid mocht zitten. ‘Een boegbeeld van de anti-apartheidsstrijd’, aldus de zwarte zondagskrant City Press in een artikel, waarvan ze onbegrijpelijkerwijs de dag erna weer afstand nam.
Bestond Diogenes nog maar. Een extra uitzending, niks minder.