schrijvers, china en zuid-afrika


Gisteravond verklaarde Herman Pleij in de uitzending van DWDD dat hij zich dood schaamde voor de culturele boycot van Zuid-Afrika in de jaren tachtig. Volgens Pleij was deze boycot, die ook schrijvers trof, een typisch voorbeeld van het spreekwoordelijke Nederlandse ‘vingertje.’ Wij wisten het weer beter.

Nu wisten we het wat de apartheid betreft ook wel beter maar een vergelijking tussen Nederlandse schrijvers die er nu voor gekozen hebben een Chinese schrijversbeurs te bezoeken en begrijpelijkerwijs weigerden een Amnesty-speldje te dragen en de culturele boycot van Apartheid-Zuid-Afrika raakt kan noch wal.
Het punt is dat deze boycot reageerde op het totale isolement waarin de toenmalige machthebbers in Zuid-Afrika hun schrijvers hielden. Contact was verboden, alleen schrijvers die met de apartheid sympathiseerden (Reve, Hermans), en daar publiekelijk van wilden getuigen, waren in de jaren tachtig nog welkom. De boeken van veel andere schrijvers stonden op de zwarte lijst, zelfs Ciske de Rat was verboden!

Wellicht was het spannender en effectiever geweest om pogingen te ondernomen om dat isolement juist te doorbreken. De vraag is dan wel hoe? Internet, mobiele telefonie, het bestond allemaal nog niet.

Doorslaggevend was toen echter de oproep van de bevrijdingsbewegingen om dit boycotmiddel in te zetten uit solidariteit met hun strijd. Dat deze bewegingen de overgrote meerderheid van de Zuid-Afrikaanse bevolking vertegenwoordigden werd toen door mensen als Reve en Hermans bestreden, maar mag nu toch wel bewezen worden geacht.
Toen de boycot in de loop van de jaren tachtig versoepelde ontstonden overigens tal van contacten over en weer.
Dat Chinese dissidenten en literatoren nu niet om zo’n boycot vragen en juist op contact aandringen, is precies de reden waarom de Nederlandse schrijvers er verstandig aan deden om te gaan.