Mijn woorden, uitgesproken bij het begin van de Vrijheidsmaaltijd op 5 mei in de Kromhoutwerf, Amsterdam.
Op 27 april 1994 was het in Johannesburg, waar ik toen net een jaar woonde, 5 mei. Dat klinkt eigenaardig. Wat ik wil zeggen: 27 april is de Zuid-Afrikaanse Bevrijdingsdag.
Ik woonde destijds net een jaar in een wijk nabij het centrum van die stad. Hoewel de officiële uitslag van de eerste democratische verkiezingen pas 10 dagen later vaststond, was duidelijk dat Mandela met zijn ANC zouden winnen. Er was een einde gekomen aan een systeem van wettelijk racisme, van dwangarbeid, tienduizenden politieke gevangenen, gemuilkorfde media, grenzeloze uitbuiting, diepe vernedering, eenzame opsluiting, de doodstraf, krankzinnige bepalingen die zwarte mensen tot minderwaardige wezens verklaarden, met alle gevolgen van dien.
Nergens waren na 1945 met zoveel fanatisme de rassenwetten toegepast, dit keer op Afrikanen.
Maar 27 april 1990 betekende: Nooit meer een publiek zwembad ‘slegs vir blankes’, nooit meer Vlakplaas, de boerderij waar vrijheidsstrijders werden verbrand terwijl de doodseskaders barbecueden, nooit meer die Swart gevaar, die Rooi gevaar. Nooit meer wettelijk racisme.
Apartheid was een systeem dat in elkaar werd gesleuteld onder meer door mannen die in de jaren dertig in Duitsland Rassenkunde hadden gestudeerd. Mede aangevoerd door een man die in Amsterdam-West geboren was, Hendrik Verwoerd.
De vrouw en dochter van mijn Zuid-Afrikaanse vriend Marius waren door een bombrief aan stukken gescheurd. Mijn eerste Zuid-Afrikaanse verkering, Simon, zat ruim vier jaar in voorarrest omdat hij als activist tegen Apartheid streed. Bij Albie werd een bom onder zijn auto gelegd en hij verloor een arm. Ebrahim bracht eindeloze jaren op Robbeneiland door. Dorothy werd gebroodroofd en bedreigd, getreiterd en gevolgd, jarenlang. Barbara, werd drie decennia in ballingschap gedreven.
Het was een pijn die zelfs voor een solidaire buitenstaander nauwelijks invoelbaar is. De pijn achter de getallen die een systeem van totale ontwrichting vertegenwoordigen. Het schijnbaar onverwoestbare fundament onder de traumacratie die Zuid-Afrika tot op de dag van vandaag is.
Maar op 27 april 1990 werd alles anders. Zwarte Zuid-Afrikanen, en ook nog heel wat witte Zuid-Afrikanen, gingen juichend de straat op. Op weg naar een café in de naburige wijk kwam een uitzinnig dansende menigte me tegemoet. Zo moet 5 mei in Nederland er ooit hebben uitgezien, schoot door mijn hoofd, het hoofd van een naoorlogs kind.
Die vergelijking tussen hier en daar was voor mij even voor de hand liggend als verrassend. Ik bevond mij immers in den vreemde, in een andere, verre wereld, 11 uur vliegen van hier. Over apartheid had ik in de jaren dat er in Nederland een actieve solidariteitsbeweging groeide alles gelezen. De tientallen racistische wetten kende ik uit mijn hoofd, de geschiedenis van de strijd voor zelfbeschikking die al in de jaren tachtig van de negentiende eeuw op gang kwam, kon ik dromen. De Nederlandse betrokkenheid bij deze ellende – de VOC mentaliteit, de eindeloze aarzeling van Nederlandse kabinetten om stelling te nemen – was voor mij geen ongemakkelijke, verdrongen waarheid.
Maar wat zag deze wereld, deze Zuid-Afrikaanse wereld, er in veel opzichten uit als de mijne!
Natuurlijk, het landschap verschilde, het klimaat, de kleur van de meeste mensen, en toch troffen die overeenkomsten mij zoveel meer. De vrienden die ik maakte. Net als hier droomden ze van een gelukkige relatie, en dat het hún kinderen straks beter zou vergaan dan henzelf. Liefde, opleiding, werk, vrijheid, geluk. Met Nelson Mandela als de verzinnebeelding van dit verlangen.
Als buitenlands correspondent vond ik enkele jaren onderdak in een kantoorruimte die tot het complex van de vroegere vrouwengevangenis in Johannesburg behoorde. Een plek waar vrouwen als Albertina Sisulu, Helen Joseph en Winnie Mandela vast hadden gezeten. Naast het complex lag The Old Fort, de mannengevangenis waar Nelson in voorarrest zat en nu de plek van het Grondwettelijk Hof dat na de Apartheid werd opgericht. Op de toegangspoort van dit ooit door Boerenleider Paul Kruger, een andere landgenoot, opgetrokken fort dat de Engelsen op afstand moest houden, staat: Eendracht maakt macht. In het Nederlands. Een ander anker dat laat zien hoezeer de wereld van mijn afkomst en de wereld van mijn toenmalige toekomst in elkaar overliepen.
Misschien is het door die schuivende panelen, de wisselende decors in mijn leven, dat die zin die ieder jaar bij de herdenking op de Dam weer wordt uitgesproken mij telkens aan het denken zet.
“In heel Nederland zijn de slachtoffers herdacht die sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog zijn gevallen bij oorlogen en vredesmissies, in het koninkrijk der Nederlanden en waar dan ook ter wereld.”
Zorgvuldig gekozen woorden die in het midden laten wie het slachtoffer van wie werd. In welke oorlogen en welke vredesmissies. Waar dan ook ter wereld.
Ik denk aan Oekraine maar ook aan Mali. Aan Jemen en Syrie. Aan de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever. Aan het noorden van Mozambique. Aan Mogadishu en Mariupol. Ik denk aan de oorlogen van het verleden, gehuld in eufemismen. De politionele acties van toen werden de speciale militaire operaties van vandaag. Ik kijk naar mijn landgenoten wier wortels in Suriname, Indonesië, Marokko, Ghana of Nigeria liggen die de pijn van onze, Westerse koloniale oorlogen met zich meedragen.
Door aan alles te denken, denk je aan niets, zullen sommigen zeggen. Maar dat niets is één wereld, één geschiedenis, één toekomst. Bevrijding moet geen grenzen kennen. Verre oorlogen bestaan niet. Van vluchtelingen die op ons lijken, en anderen die aan een verschrikkelijk lot kunnen worden overgelaten, wil ik niet weten.
Het verdriet van alle ellende krijgt twee minuten – gisteren. De viering van zoveel bevrijding die kwam en nog moet doorbreken 24 uur. Vandaag op 5 mei. We vieren wat ons ooit bereikte door zeeën van verzet, van woorden die gestencild als waarheid, parool of trouw de belofte in leven hielde. We vieren wat we ons in in onze somberste momenten niet kunnen voorstellen: vrijheid, overal.
“Zoveel lijkt onmogelijk totdat het gedaan is”, zei Nelson Mandela. Het is een credo dat mij beweegt en dat ik koester.
En zo is het
Mooi. Dankjewel Bart!!
Goed verwoord Bart!