Vandaag wordt Winnie Mandela 80. Veel Zuid-Afrikanen zullen er even het glas op heffen en haar Happy Birthday wensen. Ze is per slot van rekening de ‘moeder van de natie’, Zuid-Afrika’s hoop in bange dagen. Als ik recente foto’s van Winnie in de krant bekijk – haar verjaardag werd vorige week al groots gevierd in het Kaapse Artscape Theatre – waan ik me weer even in Johannesburg waar uit groepjes mensen kreten van bewondering opstijgen om zoveel schoonheid die uMama zelfs op haar tachtigste nog uitstraalt. Dat hieraan botox te pas kwam, werd vorige week door Winnie en dochter Zindzi op tamelijk overtuigende wijze weggelachen.
Schoonheid? Wat is er mooi aan een vrouw waaraan verhalen van verdwijningen en mishandeling kleven? In de jaren negentig deed ik verslag van de bijna twee weken durende hoorzittingen die de Waarheidscommissie aan alle ontsporingen wijdde. Ik was ooggetuige van een circus vol elkaar tegensprekende getuigen, intriganten, zwaar beschadigde nabestaanden en Jan Driessen, de correspondent die al aan het einde van de ochtend zijn reportage naar Hilversum doorstraalde omdat hij ’s middags met zijn moeder op safari moest. Soms haalden later op de dag nieuwe getuigenverklaringen de conclusies van Driessen onderuit waarna ik me bij de bureauredacteur van het Radio 1 Journaal moest verantwoorden waarom mijn verslag haaks stond op de strekking van de reportage die ze net op de televisie voorbij zagen komen. Het lukte Driessen om aan het einde van deze uitputtingsslag Winnie Mandela, die elk interview weigerde, voor de camera te krijgen. Hij wel.
‘Als dit een rechtszaak was geweest, was Winnie op alle aanklachten vrijgesproken bij gebrek aan bewijs’, verzuchtte mijn vriend die lid was van het onderzoeksteam dat de hoorzittingen had voorbereid. Wat een ironie dat nu juist de waarheid was bezweken onder het geweld van een internationale mediashow. Wat een oprechte zoektocht moest worden naar de vraag hoe het zo verschrikkelijk uit de hand kon lopen, ontaardde in een danse macabre waarin haar tegenstanders Winnie als heks opvoerden, medestanders haar heilig verklaarden, de Waarheidscommissie een onwerkelijk evenwicht zocht nadat ze al zoveel apartheidsboeven had gekapitteld en het journaille een quote en een dramatisch beeld najoeg.
Arme moeder van Stompie Seipei die al het verlangen naar de waarheid voor haar ogen zag verdampen. Arme Albertina Sisulu die onder een spervuur van vragen en de onophoudelijke flashes van de camera’s het spoor volledig bijster raakte. Arme Winnie.
Om ‘iets’ met onze frustraties te doen, besloten mijn vriend de onderzoeker en ik om over Winnie een boek te schrijven, althans over dat deel van haar leven waarin ze haar verbanning naar een verlaten oord in de Vrijstaat doorbrak, terugkeerde naar Soweto, met ontvlammende toespraken het woord hernam, een voetbalteam oprichtte, de strijd aanging en de weg kwijt raakte. We interviewden vrienden en vijanden van Winnie, de dominee die zijn huis in Soweto openstelde voor op de vlucht geslagen jongens en er door een vertrouwelinge van Winnie valselijk van werd beschuldigd deze seksueel misbruikt te hebben, advocaten en Oom Bey, dominee Beyers Naudé. We trokken ons verschillende keren terug op de hei voor reflectie. Er kwam een opzet en een indeling. En verzoeken aan de autoriteiten om ons inzage te verschaffen in nog goed verstopte documenten met een beroep op wetgeving die zulks nu toestond.
Maar er kwam geen boek. Andere urgenties – mijn vriend de onderzoeker werd naar Oost-Timor geroepen om daar behulpzaam te zijn bij het opzetten van een Waarheidscommissie, ik maakte overuren met het dagelijkse correspondentenwerk en andere boeken – golden telkens als alibi om deze deelbiografie niet tot een goed einde te brengen. Het waren sterke redenen om te verzaken, dat zeker. Maar misschien kwam dat boek er ook niet omdat wij zelf de weg waren kwijt geraakt in het doolhof van die verscheurende jaren tachtig?
Vorig jaar meldde zich een vriend van mijn vriend de onderzoeker die het voornemen had om naar Nederland te komen en wel bereid was om de nodige documenten die eindelijk waren vrijgegeven mee te zeulen. Misschien had ik er nog wat aan? Een paar weken later ontving ik een pak papier van pakweg zeventig centimeter hoog. Al ploegend in een zorgvuldige selectie van politierapporten van midden jaren zeventig tot midden jaren tachtig vind ik weinig nieuw feitenmateriaal. Het moet een fractie zijn van het werkelijke aantal rapporten. Er zijn opmerkelijke lacunes in de chronologie. Ook in de kerkers van het vroegere Bureau of State Security, het ministerie van Buitenlandse Zaken en het leger moeten nog containers vol informatie opgeslagen liggen. Maar dit kleine beetje, dit zeventig centimeter hoge record van aanhoudende pesterijen, vilein gekuip, beroepsverboden, brandstichting, huisarresten, afluisteren, schaduwen, spreekverboden, afgewezen verzoeken om zich te verstaan tot anderen, detentie, eenzame opsluiting, mishandeling en intimidatie waarvan Winnie al die jaren het slachtoffer was, toont zonder annotatie en opsmuk de rauwe werkelijkheid van een onmenselijk systeem van apartheid en (zwarte) vrouwenhaat.
Al ploegend realiseer ik me dat uit al die documenten een verklaring spreekt voor waarom het in de tweede helft van de jaren tachtig zo misging. Ze bieden een verklaring voor hoe de ontreddering, het diepe wantrouwen en de eenzaamheid bezit van Winnie namen. En hoe uit haar onverzettelijkheid een drang spreekt om gehoord te worden, een rol te spelen, en niet, zoals nogal wat ANC-leiders het zich voorstelden, alleen de vrouw van te zijn. Soms tonen de kreupele teksten van Afrikaner politie-beambten opeens een vleugje licht in de lange nacht. De vriendschap die opbloeit met de witte vrouw van haar advocaat in Brandfort. De man die haar helpt in de slegs-vir-blankes winkel. Een enkele pikanterie: uit onderschepte correspondentie blijkt dat Harry Belafonte alles in het werk stelt om te voorkomen dat Bill Cosby er met de filmrechten van Winnie’s levensverhaal vandoor gaat.
Maar ik lees vooral pijn en vernedering. Pijn die zich vertaalt in verharding. ‘Ik heb’, verklaart Winnie al in haar begin jaren tachtig verschenen biografie Part of my soul, ‘de methoden van de vijand overgenomen.’
Ik vermoed dat Winnie’s aanhoudende en ongekende populariteit in een land en een beweging die inmiddels diep verscheurd is geraakt vooral te verklaren valt uit het feit dat zoveel Zuid-Afrikanen zich kunnen identificeren met het geheel aan innerlijke kwetsuren die zij in al die verschrikkelijke jaren heeft opgelopen. Er was weinig fraais aan de struggle – misschien alleen het gevoel van eenheid en het uitzicht op een droom –; het vervormde, ontmenselijkte, het degenereerde. Misschien vormden Nelson en Winnie Mandela de yin en yang van de bevrijdingsstrijd. Hij die al die eindeloze jaren in gevangenschap het morele overwicht koesterde en in samenspraak met zijn kameraden een weg naar de toekomst tekende, zij met de voeten in de klei, overgeleverd aan wat in de beleving van zoveel Zuid-Afrikanen aan oorlog grensde. Voor hem koester ik grote waardering, voor haar groot begrip.
Niet om het goed te praten. daar gaat dit stuk niet over, maar om te begrijpen.
Hoe langer ik naar die stapels documenten naast mijn bureau kijk, hoe sterker een bijna niet te onderdrukken verlangen om ze te verbranden. Maar daarmee wordt dan gelijk de bodem weggeslagen onder een besef waaraan het me in de aanloop naar een boek dat nooit verscheen nog ontbrak. En dat besef is de wegbereider van een onomwonden: Happy Birthday, Winnie. En nog vele jaren.
Een moedig en eerlijk stuk, Bart. Enne, dat boek kan natuurlijk toch nog verschijnen. Of moet je daarvoor weer geheel overnieuw aan het interviewen slaan? Jullie staken al veel werk in de Walk of Life van Winnie; zonde als daarmee niets zou gebeuren. Nog even teug naar je tekst: de zin “Niet om het goed te praten…begrijpen.” had echt niet gehoeven.
ps: Bij de titel ‘Winnie wordt 80’ schoot me een flarde van een lied uit een ver verleden te binnen. Dat ging van ‘Willem wordt wakker…’. Een mens is een raar ding, soms. Dat ik deze reactie nu pas post is omdat ik 3 dagen zonder internet heb doorgebracht. Met alle ontwenningsverschijnselen van dien.