‘Surinaams vliegtuig bij Zanderije neergestort. 170 doden. “170 uitkeringen minder”, zeggen ze in de kroeg.’
Ploegend tussen dozen vol aantekenboekjes – weerslag van twintig jaar Zuid-Afrika – tref ik een dagboek dat ik van 1 april tot 16 oktober 1989 bijhield. Bovenstaande zinnen zijn uit dat dagboek dat verder volstaat met notities over een stuntelend liefdesleven, de hoogtijdagen van de anti-apartheidsbeweging, de vrijlating van Helene Pastoors in Pretoria, het Plein van de Hemelse Vrede, de dood van S, zus van een goede vriend en Het Klokhuis, destijds mijn stamcafé op de hoek van de Haarlemmermeerstraat in Amsterdam.
Ten overvloede heb ik aan de opmerking over Zanderije ‘walgelijk’ toegevoegd.
Toch lees ik het nu met enige tevredenheid. In de afgelopen jaren bij de opkomst van Fortuyn, Verdonk en Wilders heb ik me steeds verbaasd over de verbazing. Steeds gedacht dat alles wat ik nu hoor al eens gezegd was: het Marokkaanse tuig (toen ging het meer over Surinaams tuig) en dat ze met een tandenborstel de straten zouden moeten reinigen, politici zijn zakkenvullers – allemaal, de grenzen op slot. In Het Klokhuis leidde dit soort opmerkingen met regelmaat tot hoog oplopende schreeuwpartijen waarna de rust hersteld werd en we doorgingen met klaverjassen of, hoe heette dat ook alweer, o ja, klootjeklappen, een al even enerverend barspel. Hele aardige en lieve mensen voor de rest, niet te beroerd om een rondje te geven en reuze aardig tegen die ene Surinamer die zich er wel eens binnenwaagde. Vermoedelijk verschilde het publiek in deze gelegenheid niet van dat in honderden, duizenden andere cafe’s. Een enkeling stemde op Janmaat, al kwam je daar niet makkelijk achter, maar de meesten vonden hem net iets te erg.
Ik bedoel: ze waren er altijd al. Maar ze kwamen het cafe niet uit. De verdienste van Pim is geweest dat hij dit potentieel wist te mobiliseren, daarna Verdonk even, nu Wilders. Ik bagatelliseer het niet, maar is er zoveel nieuws onder de zon?