Category Archives: blog

slecht tegen je winst kunnen

Er zijn in de afgelopen dagen nogal wat stukken verschenen waarin erop gewezen werd dat de bewondering voor Mandela niet van alle tijden is. Ik heb talloze herinneringen aan de scepsis, soms ronduit vijandigheid, waarmee Mandela tot diep in de jaren tachtig tegemoet getreden werd. Het is een misverstand te denken dat die houding zich beperkte tot rechtse politici.

Maar de stemming is veranderd. Ontbrak het in de afgelopen dagen echt vrijwel volledig aan de haat tweets waarmee we in Nederland zo vertrouwd zijn geraakt, of heb ik iets over het hoofd gezien?

Van moed getuigt de bijdrage die de rechtse denken Joshua Livestro vorige week zaterdag in De Telegraaf plaatste. Hij erkent de rechtse splinter in het oog en geeft onomwonden toe dat zijn geestverwanten inzake Mandela en apartheid aan de verkeerde kant stonden.

Maar nu vind ik het eerlijk gezegd wel mooi geweest, die stukken die vele malen per dagen mijn inbox binnenrollen en waarin het rechtse ongelijk wordt gehekeld. Enig triomfalisme is natuurlijk wel op zijn plaats, maar waarom is de toon er met regelmaat een van ongeloof en druipt die scepsis die ooit Mandela ten deel viel er vanaf? Waarom zijn veel progressieven zo moeizaam in staat hun overwinning te vieren. Het is niet goed het deugt niet. Nieuw gezegde: slecht tegen je winst kunnen.


rechtse wroeging over mandela

Net naar de lijstenmaker geweest en een artikel uit De Telegraaf ingelijst. Het is geschreven door de zeer rechtse denker Joshua Livestro. Hij schrijft: “Des te opmerkelijker dat men op rechts nooit serieus heeft afgerekend met de eigen steun voor (of gebrek aan kritiek op) het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime. De misdaden van dat regime (…) waren immers ook in de jaren tachtig al bekend.
Dat werhield bijvoorbeeld de roemruchte mr. G.B.J. Hiltermann er niet van het regime te verdedigen tegen buitenlandse critici. Velen op rechts volgden zijn voorbeeld.”

Het valt Livestro op dat men op rechts wat ongemakkelijk reageert op het overlijden van deze staatsman. Mandela’s grootheid erkennen is meteen ook de eigen fout toegeven. Dat is ongetwijfeld een pijnlijke bekentenis, maar in dit geval is het de enig juiste”. Aldus Livestro.

Dat ongemak hoorde ik overigens niet in een gesprek met VVD Europarlementarier Van Baalen zojuist in TROS Kamerbreed. Integendeel. Hij had in 1980 (sic) deelgenomen aan een uitwisselingsprogramma met blank Zuid-Afrika en in Stellenbosch gelogeerd. Daar hoorde hij de familie verkeerde dingen over de zwarte dienstboden zeggen. Zodoende heeft Van Baalen dus eigenlijk ook een beetje in het verzet gezeten.
(Foto: Hans van Baalen met uitgestoken vingertje naar het apartheidsregime)


over a letter to mandela


Khalo Matabane’s film heeft terecht de speciale prijs van de IDFA jury gewonnen. ‘A Letter to Mandela’ stelt pijnlijke vragen over het zo vaak geroemde proces van waarheid en verzoening in Zuid-Afrika. In een interview met Trouw afgelopen week memoreert Matabane de grote moeite die hij ondervond bij het vinden van financiers voor de film. In het ter discussie stellen van het sprookje van de verzoening zijn nog weinig mensen geinteresseerd. Het strekt de Nelson Mandela Foundation overigens tot eer dat zij Matabane’s film wel hebben ondersteund.

Kort nadat de Waarheidscommissie in de jaren negentig haar werk had aangevangen, werd ik op de corrrespondentendagen van de kranten waarvoor ik destijds schreef aangesproken door een van de hoofdredacteuren. Hij stak de loftrompet op de waarheidscommissie en zo merkte ik dat hij mijn stukken niet gelezen had. In een ervan had ik de Zuid-Afrikaanse psycholoog Michael Simpson aan het woord gelaten. Die betwijfelde of er sprake kon zijn van REconciliation als er nooit enige conciliation geweest was. In een ander artikel sprak iemand over een jongen die 6 maanden gevangenisstraf voor het stelen van een brood had gekregen terwijl apartheidsschurken wegkwamen met hun misdaden. ‘Kun je verwachten dat zo’n jongen respect voor de rechtstaat opbouwt?’ Nadat de waarheidscommissie haar werk voltooid had, vroeg ik me af of je een streep onder waarheidsvinding kunt zetten als in veel gevallen de waarheid nog niet was vastgesteld?

Anderen wierpen de vraag op waarom de boeven – oud-president P.W. Botha voorop – die zich aan het gehele proces van waarheid en verzoening hadden onttrokken,niet voor de rechter werden gesleept. Zo was het immers afgesproken: je verschijnt voor de commissie en je vertelt je verhaal; als de commissie ervan overtuigd is dat je in opdracht en uit politieke motieven handelde, krijg je amnestie. Wie thuisbleef, zou gedagvaard worden.

Vijftien jaar nadat Tutu’s commissie haar vijf vuistdikke delen omvattende eindrapport publiceerde, maakte Matabane zijn indrukwekkende film. Anders dan verschillende recensies suggereren, heb ik de film niet ervaren als een aanklacht tegen Mandela. Matabane registreert even nauwgezet als de kritiek de indrukwekkende ervaringen van sommige slachtoffers met verzoening. De film toont eerder een worsteling dan een oordeel. Matabane noemt Mandela, die getuige sommige verhalen in de film ook onverzoenlijk en hard kan zijn, een contradictie.

Er komen in de film verschillende mensen aan het woord die met veel overtuigingskracht het verzoeningsproces ter discussie stellen. Ze verwijzen naar de pijn en de littekens die de vaak onbeschrijflijke wreedheid hebben geslagen. En naar de blijvende armoede die het leven van velen nog kenmerkt.

De psychologe Pumla Gqola is de enige die zich afvraagt of er een andere oplossing denkbaar was geweest, een zonder vergeving en met ‘Neurenberg’. ‘Dan hoor je dat er zonder de waarheidscommissie doden waren gevallen. Maar er vallen nu ook doden’, zegt ze.
Maar dat is me te gemakkelijk. Gqola, een autoriteit op het gebied van trauma, slaat hier de plank mis. Ze lijkt geen idee te hebben tot hoeveel ellende voortgaande strijd, de ideologie van de totale overwinning, had geleid.

En dan is er nog die Britse journalist die betoogt dat Mandela zich als een God is gaan gedragen omdat veel mensen hem als zodanig behandelen. Met verwijzing naar gelukzalige ontmoetingen van de Almachtige met de Spice Girls en Oprah Winfrey. Mandela als God? Dat lijkt me onzin. Meer een man van vlees en bloed die geniet van zijn vrijheid.

De Zuid-Afrikaanse journalist Greg Marinovitch slaat de spijker wel op zijn kop. ‘Stel je voor: iemand heeft je horloge gestolen. De dief staat tegenover je en verwacht dat je hem vergeeft. Hij heeft nog niet eens sorry gezegd en hij is al helemaal niet van plan om dat horloge terug te geven’.

Pijnlijk.

(Foto: Khalo Matabane)


twijfels bij malala


Toen de vertegenwoordiger van het ANC in maart 1988 door Zuid-Afrikaanse doodseskaders in Parijs werd vermoord, betwijfelde E. al snel of de schuld voor deze misdaad volledig in de schoenen van de doodseskaders van het apartheidsregime kon worden geschoven. Na jarenlang onderzoek kon ze met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid vaststellen dat Dulcie was geofferd voor de belangen van internationale wapenhandelaren en hun politieke vrienden aan gene zijde van het politieke spectrum.

Ruim tien jaar terug meldden de media dat in de Zuid-Afrikaanse Noordkaap een baby door zes mannen was verkracht. Door seks te hebben met een baby dachten ze zich van het hiv virus te kunnen verlossen. Nog diezelfde dag trok E. het waarheidsgehalte van dit verhaal sterk in twijfel. ‘6 mannen? Dan is er van zo’n baby niks over’, stelde ze nuchter vast. Na verloop van tijd bleek de baby door 1 man verkracht – erg genoeg – en die was niet besmet maar boos op zijn ex.

Het is dus niet verwonderlijk dat E. Investigations Editor van ZAM is.

Ik moet eerlijk bekennen dat ik enige moeite had met E.’s twijfel over integere bedoelingen van de vader van Malala. Had de man zijn dochter niet teveel in de voorhoede van een terechte bevrijdingsstrijd geplaatst en zo aan grote gevaren blootgesteld? Ik bracht E.’s standpunt voorzichtig ter sprake in gesprekken met vrienden. Veel onbegrip was mijn deel. De Shirley Temple van de strijd tegen de Taliban was heilig. Zelfs het goedbedoelde advies van mijn vroegere Pakistaanse huisgenoot A. op zijn Facebookpagina viel niet bij iedereen in goede aarde. Hij wenste A. een creatieve nicht toe die A. behulpzaam zou kunnen zijn bij het kiezen van leuke kleren.

Afgelopen zaterdag besteedde de Volkskrant een lang verhaal aan ‘The Making of Malala’, een treurig relaas over het internationale PR bureau Edelman dat de familie helpt bij het regelen van interviews in The Daily Show, en wie weet College Tour, en van een grote uitgeverij twee miljoen dollar voorschot voor haar autobiografie wist lost te peuteren. Dat is allemaal nog tot je dienst maar ronduit huiveringwekkend is het verhaal van een Pakistaanse documentairemaker die betrokken was bij een film over Malala die in opdracht van The New York Times werd geschoten. Naast nietsontziende media, die de opnamen aanvulden met beelden van onthoofdingen, blijkt de vader na een aanvankelijke aarzeling uiterst behulpzaam bij de positionering van Malala als mediaster, en kandidaat Nobelprijswinnaar. Volgens de filmmaker was het de vader die de identiteit van de dochter bekendmaakte. Onder zware druk van de journalisten ging hij akkoord met opnamen in de openlucht en in een periode waarin het gevaar overal op de loer lag. De filmmaker voelt zich nu schuldig over wat er vervolgens gebeurde en zegt over Malala’s vader: ‘Hij wil meer offers brengen dan ik ooit zou durven’. Maar de vader heeft geen spijt. ‘Hij zegt: ‘De Taliban moeten spijt hebben. Die hebben haar op die 9de oktober neergeschoten’.

Was het maar zo simpel.


over haatzaaien


Vorige week luisterde ik wachtend op de pont een conversatie tussen twee vrouwen af. Iedereen is zijn eigen NSA. Een nogal luidruchtige en heftig met zijn armen zwaaiende zwarte jongen trok ieders aandacht. ‘Die moeten ze op zo’n boot naar Lampedusa zetten’, aldus de ene vrouw tegen de ander.

Waarom hield ik mijn mond, me in stilte concentrerend op de gedachte aan wraak, om haar straks als we de overtocht hadden ingezet op te pakken en over de reling te gooien onder het uitroepen van: ‘Voor Lampedusa moet je rechtdoor en dan linksaf’. Maar een wat minder spectaculaire terechtwijzing kwam niet over mijn lippen.

Gisteravond praatte een montere politieagente ons in Pauw&Witteman bij over de 35.000 bedreigingen die dagelijks door Nederlanders via de sociale media worden verstuurd. Hiervan worden er tussen de honderd en tweehonderd nagetrokken, ook om te voorkomen dat mensen hun woorden kracht bijzetten.
Je kunt jezelf natuurlijk geruststellen met de gedachte dat door de sociale media zichtbaar wordt wat er altijd al was. Maar het nieuwe is nu juist die zichtbaarheid. De mevrouw die Anouk op haar Facebook-pagina voor ‘negerhoer’ uitmaakte, deed dat in combinatie met haar eigen zichtbare portret en naam. Achter de presentatoren van de talkshow werden gisteren nog andere staaltjes van haatzaaierij vertoond waar je het koud van kreeg.

Erwin Olaf pakte de draad van het gesprek aan tafel goed op met een felle uithaal naar voormalige twitteraar Bert Brussen die ook was aangeschoven. Deze had Olaf bij herhaling voor relnicht uitgemaakt. Geen Stijl, waaraan Brussen ooit verbonden was, stuurde ooit vrouwen op Olaf af die poogden hem te kussen. ‘Leuke’ reactie op Olaf’s, naar later bleek niet geheel terechte, verontwaardiging over een snackbar eigenaar die een kussende Olaf en vriend niet voor de deur van zijn zaak wenste. Brussen reageerde gisteravond op Olaf’s woedeaanval zichtbaar (in dit geval was dat juist goed) geirriteerd en met veel gestotter. Juist dat doordrong me er weer eens van hoezeer sociale media door nogal wat mensen worden gebruikt om hun gebrek aan empathisch vermogen en het aangaan van een normaal gesprek te compenseren.

Al even verontrustend als de zichtbaarheid van haatzaaiers is de zwijgzaamheid van hen die maatgevend zouden moeten zijn als het om nette omgangsvormen gaat uit angst voor politiek correct te worden versleten (ook al zo’n begrip dat met veel succes door de schreeuwers in discrediet is gebracht). De Kamervoorzitter zwijgt als het ene parlementslid het andere voor een ’miezerig mannetje’ uitmaakt. De staatssecretaris haalt zijn schouders op als gezaghebbende internationale organen aan wier totstandkoming Nederland ooit bijdroeg over de behandeling van asielzoekers onze regering op de vingers tikt. Diederik Samson schampert over een zorgwekkend rapport van de Raad voor Europa over discriminatie in Nederland.

De vader van Theo van Gogh vertelde zijn zoon ooit te hebben voorgehouden: ‘Je mag het wel zeggen maar je hoeft het niet te zeggen’. Alle reclamezuilen van Nederland zouden volgehangen moeten worden met die zin.


russisch restaurant

Het Russische restaurant van Alexander in de Rustenburgerstraat in de Pijp. Ooit … wat was het er leuk. De meest exotische gerechten waarvan de basis altijd een speklapje was. De Franse chansons op de achtergrond, heel vervreemdend. Ooit leerde ik in Moskou zes woorden Russisch. Toen ik ze uitsprak, keek Alexander me wezenloos aan. Hij was namelijk een Duitser. De belasting ontdook hij door de opbrengsten zogenaamd ten goede te laten komen aan een niet-bestaande stichting van Wit-Russische weduwen.
Een reservering van de toenmalige Sovjet-ambassadeur leidde tot een lichte paniek. Gelukkig werkte er een jongen in de keuken – Alexander wierf zijn personeel doorgaans onder schandknapen op het Centraal Station, ‘die konden alles klaarmaken’, zei hij – die Rus van origine was en op de bewuste avond Alexander speelde. Fawlty Towers in de Rustenburgerstraat.
De laatste keer dat we er aten zat Ken Livingstone aan. Die had veel gekke dingen meegemaakt maar dit restaurant was een nieuwe ervaring.
De herinneringen schieten door mijn gedachten nu er een nieuwe Koude Oorlog met Moskou is uitgebroken. Het hele verhaal heeft net zoveel met Rusland te maken als … Alexander.



Op de vleugels van Lieve Joris


In een gesprek met Wim Brands (VPRO Boeken, zondag 6 oktober 2013) raakt Lieve Joris met een kleine anekdote de kern van haar werk en aanpak. Ze vertelt over een medewerker van Artsen Zonder Grenzen die ze ergens in Afrika ontmoette. Een hardwerkende en toegewijde dokter die van ‘Afrika’ geleerd heeft dat je de zaken uit elkaar moet houden. Overdag doet hij zijn werk in de kliniek. ’s Avonds trekt hij zich terug, met een glas wijn in de hangmat, turend naar de sterrenhemel, het oor gericht op de geluiden van de Afrikaanse nacht. Hij is alleen, of misschien is er een partner. De wereld van de Afrikanen, waarin hij zich tijdens werkuren vol overgave begeeft, houdt hij op veilige afstand en hij raadt Lieve Joris aan hetzelfde te doen. Niet bevriend raken met mensen, niet sociaal doen, hou werk en vrije tijd gescheiden – ze moeten altijd wat van je. Zodra ze zich melden is het met jouw rust (en bankrekening) gedaan. De schrijfster spreekt erover met een toon van oprechte verbazing. De lommerrijke isoleercel waarin haar gesprekspartner zich ’s avonds vrijwillig terugtrekt, is haar vreemd. Ik vermoed dat ze tijdens haar vele reizen vast wel mensen is tegengekomen die iets van haar wilden. Maar bepalender in Joris’ belevingen zijn de vriendschappen die ze in al die jaren in Congo en Mali en Syrië sloot. Of, zoals tijdens de jarenlange voorbereiding van haar laatste boek ‘Op de vleugels van de draak’, in Dubai, in het Chinese Ghuangzou, Jinhua, Shanghai, en Beiing, het Zuid-Afrikaanse Kaapstad, Grahamstown en Johannesburg en, opnieuw, Kinshasa.

Vriendschap

De verhalen die Lieve Joris in haar boeken vertelt, zijn het product van gelijkwaardigheid. Dat klinkt een tikkeltje pathetisch maar het dringt pas tot je door hoe groots en bijzonder haar prestatie is als je haar afzet tegen die eindeloze stroom boeken en reportages die daar nu juist niet in slagen. Nog steeds reist er een onafzienbare karavaan ontdekkingsreizigers door Afrika, de deelnemers stijf van compassie met de medemens en een ontembare zorgdrang of juist vol bewondering voor een exotische, andere wereld waarin arm, zo heet het, als een hoger stadium van geluk wordt ervaren, de tijd het van de klok heeft overgenomen en stilstaat. Om te beginnen reist Lieve Joris niet in opdracht van goede doelen of ontwikkelingsprogramma’s, dat helpt al een stuk. Zij zoekt de vriendschappen die zij sluit doorgaans met mensen op haar niveau, zoals in dit nieuwe boek de handelaren uit China en Afrika. Mensen die ver van de hulpindustrie afstaan en ook niet tot de doelgroepen van deze industrie behoren. Zelfstandige mensen, individuen, die door Joris’ als het ware worden uitgelicht. ‘Afrika’ en ‘China’ teruggebracht tot menselijke proporties, bevrijd van de 1-dimensionale kaders waarbinnen massa’s verschillende mensen begrepen, of liever: niet begrepen, worden. Wat dan telkens weer opvalt, is hoezeer ‘de ander’ op ons lijkt, hoe onze verlangens naar een goed leven, gezondheid, mooie muziek of schilderijen, een toekomst voor de kinderen, over elkaar heen schuiven. Treurig dat zulke boeken zo uitzonderlijk zijn.

Wankelende percepties

In haar nieuwe boek verkent Lieve Joris China en Afrika en hoe mensen uit die verschillende werelden, die elkaar nooit koloniseerden, zich tot elkaar verhouden. Ze nestelt zich op de schouders van de hoofdpersonen en reist mee. Haar vermogen om onbevangen te kijken en luisteren is fenomenaal en daarmee dient zij in de eerste plaats het belang van de lezers die op hun beurt over haar schouders meekijken. Ze stelt de vragen die ook bij jou zouden opkomen, al durft lang niet iedereen ze te stellen. Ze laat haar hoofdpersonen vrijuit spreken en zo komen we veel te weten over de percepties die Chinezen over Afrikanen koesteren (lui) en Afrikanen over Chinezen (arrogant). Intussen toont ze ons een wereld van hardwerkende Afrikanen en zich snel aan vreemde omgevingen aanpassende Chinezen.
Joris verdient lezers die even onbevangen de werkelijkheid tegemoet treden als zijzelf. Hoe moeilijk dat voor nogal wat Nederlanders is, bleek onlangs tijdens de Globaliseringslezing waar zij als hoofdgast optrad. Zowel deskundigen als nogal wat van de vragenstellers uit het publiek lijken in haar werk toch vooral op zoek naar bevestiging van wat zij al aan mening in hun hersens hebben opgeslagen. Of ze gaan tegen de verkenningen van de schrijfster in alsof haar boek een verzameling van onwrikbare, in steen gebikkelde standpunten bevat. Zo leerden we dat we de economische groei in Afrika niet moeten overdrijven en dat de Chinese investeerders zich daar gedragen als de vroegere koloniale uitbuiters. Maar Joris wil zich in haar zoektocht juist niet door al die bagage laten belemmeren. Zo ontdekt ze de mooiste pareltjes die ons een ander verhaal vertellen. Zoals dat van de moeder in Congo die haar kinderen vroeger tot eten maande door ze de ‘hongerige kindertjes van China’ voor te houden. En nu zijn het die verdomde Chinezen die Afrika te hulp schieten. Uit eigen belang, zeker, maar daarmee pakken ze ons ‘onze’ slachtoffers af. Misschien zit daar het ongemak dat het boek bij sommige lezers veroorzaakt.

‘De vleugels van de draak’, Uitgeverij AtlasContact.

De foto’s bij deze bespreking zijn gemaakt door Pieter van der Houwen. Voor VPRO Tegenlicht maakt hij Zwart Geld, De toekomst komt uit Afrika http://tegenlicht.vpro.nl/afleveringen/2012-2013/de-toekomst-komt-uit-afrika.html Als vervolg publiceert ZAM een door Van der Houwen en Erik Kessels samengestelde krant over dit thema.



mandela is ‘sitting up and looking around’

Last week, a South African newspaper wrote:’Mandela is sitting up and looking around’. The news was based on statements from grandchildren that visited him.

He’s sitting up and he’s looking around. It’s pretty easy to ridicule the article and wonder what happened to news that was once about conflict and peace, Westgate or Lampedusa, and Prince William’s intention to create an
Africa themed room for his newborn. I am sitting up for most of the time and I’m looking around all day but nobody’s interested.

But this is Mandela and after months of rumours about the old man being on life treatment, or not, being unrecognizable to his closest friends or being the happiest, ever-smiling Madiba he always was, any state of
Mandela is actually news.

Well, is it? How much money is spent on camera crews, provisional tents, catering, rented luxury apartments close to the hospital where Mandela was treated? On editors and correspondents on standby, cancellations of well deserved outings booked long before? Around the minimal dregs of information — that he has a lung infection, that he is critically ill but stable, that he is critically ill and unstable, that he is slowly recovering, that he opens his eyes and that he is sitting up and looking around — a web of speculation is woven and our inner medical doctors
exchange one diagnosis after the other, one well meant piece of advice after the other:Let him go. Stop Treatment. He does not deserve to suffer any longer.

There is another inner voice screaming: Stay with us. Don’t you ever leave. Be the miracle we want you to be.

And there is the inner Julian Assange or Edward Snowden in us suggesting that he is no longer alive. That they will pretend he is alive until his birthday, until family matters are resolved or until the next elections.

Over the months Mandela has shrunk into medical communiques, into kidneys, a liver, life support. Into a being that is sittung up and
looking around.

It is painful and embarrassing. Listening to endless reports of nothing that happened, watching journalist colleagues in front of shut doors and windows with curtains closed. The Mandela we knew: his captainship of soul, his mastership of fate, his non-racial convictions. The Mandela we knew: his questioning of the status quo, his thinking of the unthinkable. It feels as if the Mandela we knew will only come to life again after he’s gone.

(This column I red at the 2nd ZAM Newsroom gathering in Galerie 23 on Sunday October 6, 2013.)