Na de irritatie over alle feitelijke onjuistheden in Martin Bosma’s lofzang op het Afrikaans (NRC Handelsblad, 20 april 2011) overheerste vandaag de woede over de bijzonder slechte dienst die het PVV kamerlid de liefhebbers van deze taal bewijst.
Na 1990, toen Mandela werd vrijgelaten en het toenmalige minderheidsbewind zich tot onderhandelingen gedwongen zag, is het Afrikaans aan een nieuw leven begonnen. De taal van de onderdrukking – Maak Oop, Polisie!; hoeveel zwarten konden die kreet na een nachtelijke klop op de deur dromen? – kon zich bevrijden uit haar ketenen. Zo werd de bevrijding van de zwarten ook die van de taal. Vervolgens was er het huldebetoon dat Mandela bij zijn eerste toespraak tot het Zuid-Afrikaanse parlement voor de Afrikaner dichteres Ingrid Jonker uitsprak. En publiceerde Antjie Krog de getuigenissen van waarheid en verzoening, en de autobiografie van Mandela, in het Afrikaans. ANC-leider Matthews Phosa schreef een dichtbundel vol Afrikaner poezie. De taal van het verhoor, de racistische propaganda op de Suid Afrikaanse Uitsaai Korporasie, de staatstelevisie, de taal van martelingen en eenzame opsluiting was een taal van liefde geworden.
Niks infantiel achterneefje van het Nederlands, zoals Bosma suggereert, maar een multiculti taal, waarvan er maar weinigen zijn, gebouwd door uit Maleisie en Indonesie weggevoerde moslimslaven en opstandelingen, Nederlandse kolonisten en Franse Hugenoten, die vanwege hun religie op de vlucht waren geslagen.
Wat verdween is een staatscourant die de nieuwe wetten ook in het Afrikaans publiceert en het overzicht van zoetstoffen op blikjes cola in die taal.
Wie het Afrikaans liefheeft, verwerpt Bosma´s pogingen om deze taal weer te veroordelen tot een leven in isolement. Dan zal ze op een dag alleen nog gesproken worden door een zielig hoopje mensen aan de oevers van de Oraniarivier in de Noord-Kaap, een paar honderd mensen in Orania, Bosma’s exclusief blanke Volkstaat.