johannes kerkorrel 2002 – 2012

Tien jaar terug pleegde de Zuid-Afrikaanse kunstenaar Johannes Kerkorrel zelfmoord. Met zijn ‘Gereformeerde Bluesband’ maakte hij eind jaren tachtig grote indruk op het kantoor van de Nederlandse anti-apartheidsbeweging. Zijn teksten tegen de blanke machthebbers van die tijd, en die van collega’s als Koos Kombuis, brachten tienduizenden Afrikaner jongeren in vervoering.

Begin jaren negentig liep Ralph Rabie, zoals hij in werkelijkheid heette, het kantoor van de AABN binnen. Een verlegen man die louter bloosde en stotterde nadat wij hem met zijn overgetelijke lofzang op Hillbrow, een van de eerste multiculturele wijken van Johannesburg, complimenteerden. ’s Avonds namen we hem mee naar een concert van Abdullah Ibrahim in het Concertgebouw, het bleek zijn muzikale held.
Toen we in het najaar het programma van Het Gala van de Goede Hoop, de officiele opheffingsmanifestatie van de AABN, samenstelden stond de aanwezigheid van Kerkorrel meteen vast. Opnieuw ontroerde hij ons die avond in Paradiso met Hillbrow.

Waarom Kerkorrel zich het leven benam is altijd onduidelijk gebleven. Een wirwar aan speculaties heeft jarenlang zijn nagedachtenis bezoedeld. Op www.litnet.co.za wordt deze week veel aandacht besteed aan de tiende ‘verjaardag’ van zijn zelfverkozen dood.


Hoe gaat ’t met ZAM?

In augustus werden ZAM-lezers en vrienden op de hoogte gesteld van de redenen die het uitbrengen van nieuwe edities voorlopig onmogelijk maakten. Door financiële tegenvallers ontbraken de middelen, sterker, oplopende schulden noopten het bestuur van de Stichting ZAM-net om vergaande bezuinigingsmaatregelen door te voeren. Het resultaat: een zwaar uitgeklede organisatie die met amper middelen het hoofd boven water moet houden.

En zo onthielden we onze lezers en vrienden waar voor hun (abonnements)geld. Het is een besef dat zwaar op ons rust. Dat zo veel lezers op onze mededeling reageerden met bemoedigende woorden, het aanbod om een handje te helpen of zelfs een extra bijdrage overmaakten heeft ons er nog eens extra van doordrongen onze uiterste best te doen bij het overwinnen van de problemen.

‘ZAM gaat toch wel door?’ Het is een vraag die me met regelmaat wordt gesteld. Niet een achterhaalde visie of een megolomane aanpak hebben ons – voor even – de das om gedaan. Integendeel. Op het hoogtepunt verdienden alle ZAM-medewerkers bij elkaar nog aanzienlijk minder dan 1 balkenendenorm. Dat de visie deugt, leiden we af aan de eindeloze reeks berichten die onze inboxen vullen. Daaruit spreken urgentie en noodzaak.

ZAM wil een platform van Afrikaanse vernieuwing zijn, een netwerk van Afrikaanse creatieven en activisten, van denkers en doeners, van dwarsen en opstandigen en hun vrienden ‘hier’. Ook in de afgelopen periode hebben wij aan de realisering van onze doelstellingen vorm gegeven met verschillende activiteiten. Zo speelt ZAM een belangrijke rol bij het in contact brengen van Afrikaanse en Nederlandse onderzoeksjournalisten. Dat leverde, onder veel meer, een schokkend rapport op over ‘fair trade’. (zie http://fairreporters.files.wordpress.com/2012/11/the-fairtrade-chocolate-ripoff-investigation-2012.pdf) De drukbezochte bijeenkomst over kunst en cultuur in het nieuwe Zuid-Afrika die ZAM eind augustus organiseerde in het kader van het Afrovibes festival is een ander voorbeeld van ons werk. Ook willen wij de verbondenheid met onze achterban vergroten door vanaf januari de frequentie van ZAM’s digitale nieuwsbrief op te voeren. Tevens verschijnt deze nieuwsbrief dan in een nieuw, aantrekkelijk jasje. Aanbiedingen – kortingen, free tickets en boeken – ontbreken niet!


gedachten bij een standbeeld


Het is een dilemma waar ik niet uitkom. Bij de onthulling van het standbeeld van Nelson Mandela op een winderige straathoek ver van het Haagse centrum word ik omgeven door honderden genodigen. Ik ken er pakweg zeven. De rest: hoogwaardigheidsbekleders, ondernemers, diplomaten, een wethouder. Het stoort me dat burgemeester Van Aartsen en demissionaire premier Rutte hebben afgezegd. Voor wat die laatste betreft, krijgt ‘de democratie’ de schuld – Rutte moest in het parlement zijn. In zijn plaats is staatssecretaris Knapen aangetreden die uitgebreid memoreert wat hij Mandela in 1991 heeft bijgebracht. Als Mandela al het communisme wilde invoeren, heeft Knapen hem daar vanaf gebracht met diepgaande analyse over de ondergang van de DDR. In de kantine van het World Economic Forum in Davos schoten de staatshoofden op Mandela’s tafeltje af maar die zette het gesprek met Knapen voort. Misschien kan er nog een klein standbeeldje van Knapen naast?

Maar als Van Aartsen en Rutte wel acte de presence hadden gegeven zou me dat evenzeer gestoord hebben. Hun partij heeft nauwelijks track record als het om de anti-apartheidsbeweging gaat. Integendeel. (Uitzondering: de voormalige Rijks Muntmeester Chris van Draanen die al in het begin van de jaren zestig als overtuigd VVD-er actievoerde tegen de apartheid. Hij is een van de zeven die ik bij de onthulling herken).
En wat hebben al die andere aanwezigen gedaan? Niet kinderachtig doen, zeker een derde is te jong om de anti-apartheidsbeweging te hebben kunnen steunen. Maar die andere tweederde? Niet zeuren: de anti-apartheidsbeweging wilde toch ‘breed’ zijn en nu zich dat toont, stoor ik me eraan? Mij kwelt een te rechtvaardigen kinnesinne.

Naast bisschop Tutu en Mandela’s medestrijder Ahmed Kathrada woonde Barbara Hogan de bijeenkomst bij. Vriendelijk werd zij deze middag op het niveau van ‘de vrouw van’ – Kathrada – gehouden. Maar Hogan is de vrouw die na de val van Mbeki door Zuma werd aangesteld als tijdelijk minister voor gezondheidszorg. In enkele maanden haalde zij de bezem door het misdadige beleid van haar voorganger Tshabalala Msimang en Mbeki. De uitrol van aidsremmers kwam eindelijk op gang. De relatie met de moedige actievoerders van de Treatment Action Campaign werd hersteld. Barbara Hogan verdient een standbeeld.



padpredikant

Boekbespreking – Nog niet eens zo lang geleden zou het plan van Bart de Graaff, hoofdredacteur van het maandblad Zuid-Afrika, om een boek te maken over de herkomst van Nederlandse plaatsnamen in Zuid-Afrika als tamelijk ondeugend worden beschouwd. Ze herinneren in de beleving van velen immers aan een beladen verleden van Nederlandse expansiedrift en landroof. Maar Dordrecht, Ermelo, Gouda, Delft, Utrecht of Amsterdam bestaan en zijn dus een boek waard. Het blanke minderheidsregime is inmiddels bijna twintig jaar geschiedenis. De kans dat zo’n boek het nu goed zou doen in de apartheidspropaganda – Nederlandse plaatsnamen als uitdrukking van beschavingsdrift in no man’s land – is dan ook nul. Ook hebben de nieuwe lokale bestuurders het tot op heden niet nodig gevonden om die namen te veranderen. Bevrijding betekent ook dat de blik gericht kan worden op historische gebeurtenissen losgesnoerd uit het corset van de apartheidsleer. Mooi dus dat er nu een voortreffelijk geschreven verslag van een 1599 kilometer lange tocht van ‘Amsterdam naar Gouda’ is uitgekomen.

De Graaff prijst Zuid-Afrikanen als geboren vertellers. Laat mij een zin optikken die zo op de achterkant van de tweede editie afgedrukt kan worden. De Graaff is een geboren verteller. Hij hoort tientallen mensen aan en geeft die gesprekken door met gevoel voor humor en relativering. Want hoezeer een boek over de oorsprong van deze Nederlandse namen gewenst is, het resultaat is in een aantal gevallen nogal verwarrend. Misschien vanwege die vertelcultuur, en het vaak ontbreken van schriftelijke bronnen, lopen de lezingen uiteen. Fijn dat de combinatie en hearsay de geschiedenis zoveel rijker maakt!

Soms verraden de verhalen andere karaktertrekjes van de stichters van deze dorpen en hun nakomelingen. In Olifantshoek, ‘een dorp tussen niks en nergens aan de voet van de Langberg’ op weg naar de Kalahari, ontmoet De Graaff Andre Putter. De plaatsnaam heeft geen relatie met Nederland maar als het aan Putter ligt komt dat nog.
‘(…) zijn droom een eigen republiek te stichten is niets bijzonders in Zuid-Afrika. Het is er zelfs een traditie. Een traditie van eigenzinnigheid die misschien wel door de Verenigde Oost-Indische Compagnie vanuit Nederland naar Afrika is gebracht.
Zet twee Nederlanders bij elkaar en ze stichten een kerk.
Zet er drie bij elkaar en je krijgt een kerkscheuring.
Zo is het ook met Afrikaners. Maar dan net een beetje anders.
Zet twee Afrikaners bij elkaar en ze stichten een republiek.
Zet er drie bij elkaar en ze beginnen aan een eigen staat.
Zo gaat het al meer dan twee eeuwen lang. In 1795 riepen de burgers van Swellendam hun dorp uit tot een Vrije Republiecq. In 1857 deden de inwoners van Lydenburg hetzelfde. En in 1882 en 1883 kwamen nog eens twee Afrikaner republieken tot stand: het Land van Gosen en de Republiek Stellaland.
Geen van deze staatjes was trouwens een lang leven beschoren.’

Putter vestigt zijn vrijstaatje in ‘een land dat ‘niemand wil hê nie’ en dus blijkbaar toegeëigend kan worden. Putter verwacht er enige duizenden Urkers te kunnen verwelkomen. Hij geeft zijn bron voor deze volksverhuizing naar wat hij Nieuw Urk wil noemen niet prijs. De auteur, die Putter enkele jaren geleden ontmoette, heeft vastgesteld dat deze inmiddels in Australië woont.
De Graaff vermijdt, Godzijdank, elke neiging tot diepgaande analyse over de vraag hoe deze Nederlandse plaatsnamen zich verhouden tot het nieuwe Zuid-Afrika en de wens om in erfgoed en symbolen recht te doen aan de Afrikaanse oorsprong van het land en aan de zwarte meerderheid. Zo overleven de verhalen, en fantasieën, alle stormen van verandering.

Nog mooi meegenomen is het gebruik van een enkel Afrikaner woord. Ik heb padpredikant – een verkeersbord dat mensen de juiste wegwijst – in mijn bescheiden vocabulaire gevoegd tussen fopdosser (travestiet) en trompoppie (majorette).

1599 km tussen Amsterdam en Gouda, Een ontdekkingstocht langs Nederlandse plaatsnamen in Zuid-Afrika, Bart de Graaff, Uitgeverij Scriptum, ISBN 978 90 5594 892 5, € 15,99



renzo martens vergrijpt zich opnieuw aan congo

Enkele jaren terug terug trok filmmaker Renzo Martens wereldwijd de aandacht met zijn project Episode III: Enjoy Poverty. In deze film registreerde Martens zijn boottocht over de Congo rivier. Waar hij aanmeerde probeerde hij de lokale bevolking ervan te overtuigen dat ze hun armoede konden verzilveren door deze zelf te fotograferen. Westerse media betalen goudgeld voor plaatjes van scharminkels en aan hongeroedeem stervende kindjes, onderwees Martens. De film toonde de maker die aan Congolezen uitlegt hoe je dat goed in beeld brengt.
Dit verhaal werd door velen als een vernieuwende en provocatieve bijdrage aan het debat over de relatie tussen Afrika en het Westen beschouwd. Ook al was je het met hem oneens hij stelde wel wat aan de orde, zo heette het. Enjoy Poverty werd op verschillende festivals vertoond.

Oorlogswinstmakers

Ik was destijds minder enthousiast. Ik vond zijn film missionair, een zoveelste voorbeeld van blanke goedertierendheid. Hier predikte opnieuw een naar donker Afrika afgezakte verlosser de weg naar verheffing en stelde de inboorlingen een welvarende toekomst in het vooruitzicht. De spiegeltjes en kraaltjes waarmee vroegere ‘ontdekkingsreizigers’ hen paaide waren nu vervangen door een camera. Ik vond dat tamelijk smakeloos en ongevoelig voor de complexe achtergronden van de armoede die nog grote delen van Congo teistert. Ik zag er ook een belediging in van beroepsfotografen die door Martens gemakshalve werden weggezet als een soort oorlogswinstmakers die hun zakken vulden met de opbrengsten van slachtofferbeelden. Die verdachtmaking kon ik moeilijk combineren met het werk van integere fotografenvrienden als Kadir van Lohuizen, Sander Veeneman of Pieter van den Houwen die op hun reizen naar Afrika vaak geld toelegden. Mannen die gedreven worden door een sterke wil om onrecht te tonen en te bereiken dat er iets aan gebeurt.
In een bijdrage in ZAM magazine heb ik mij destijds tegen Enjoy Poverty gekeerd met een enigszins vileine oproep aan Somalische kapers om in te grijpen als ze Martens’ schip in het vizier kregen. De filmmaker stuurde me een woedende mail. Uit de woordenbrei maakte ik op dat hij mij zag als een correspondent in Johannesburg die zijn eigen toko bedreigd zag.

Nieuw project

Inmiddels stelt ook Martens vragen bij zijn project. In NRC Handelsblad (Cultuurbijlage, 26 juli 2012) zegt hij: ‘Ik had hen natuurlijk niets te bieden – ik ging terug en zij bleven. Er was erg weinig effect. De film was zelf medeplichtig aan de armoede.’ Die conclusie lijkt me wat stevig maar Martens is een man die ook in zijn falen van weinig zelfonderschatting blijk geeft. Het valt natuurlijk te prijzen dat de filmmaker iets leek te hebben opgestoken van de felle kritiek en de verwijten die Congolezen hem zelf tijdens een debat over Enjoy Poverty in Kinshasa voor de voeten hadden geworpen. Toch duidt Martens opvatting dat zijn missiewerk wel resultaten zou hebben afgeworpen als hij maar was gebleven op hetzelfde koloniale misverstand waarop zijn film is gebouwd. Nu hij zich opnieuw aan een project in Congo waagt moet de conclusie dan ook zijn dat hij bitter weinig van zijn eerdere ervaringen heeft opgestoken. Sterker, met de ‘kunstbroedplaats’ die hij de komende vijf jaar wil creeren op een voormalige Unilever-plantage nabij het stadje Boteka in Congo doet hij er nog een schepje bovenop. Zo’n witte boot vaart voorbij en veroorzaakt in de beleving van Congolezen een kleine rimpeling in de Congorivier, zo gaat het al eeuwen en zelden leidde het ergens toe. Maar nu, zo meldde deze krant, wordt er een instituut gebouwd – het Institute for Human Activities, jazeker. Martens wil met een residency voor kunstenaars van buiten (lees: Europa) en masterclasses ter plaatse ‘inkomen genereren en accumulatie van kapitaal tot stand brengen.’ Zo wil hij middenin het Congoleze regenwoud een proces van gentrificatie entameren. Natuurlijk hoopt hij dat het expirement, dat vijf jaar zal duren, een film oplevert maar ‘dat is niet waar het om gaat’, aldus Martens. Hij wil dat de arbeiders die op de plantage werkzaam zijn de visiterende kunstenaars inspireren. Ik hoop maar dat de filmmaker met de zin ‘bijna gratis arbeid is een essentiele voorwaarde voor de productie van hedendaagse kritische kunst’ zich verspreekt. Want het belooft weinig goeds voor de autowassers, kamermeisjes, nachtwakers en koks die aan Martens’ project een baan zullen overhouden. Ook gaat Martens de lokale kunstverkoop nieuw leven inblazen. ‘Als het Stedelijk één tekening van een Congolese arbeider aankoopt, dan staat dat gelijk aan enkele jaarsalarissen’, aldus de filmmaker. Het zal toch niet dat de kunstminnende goegemeente straks massaal toestroomt naar de expositie ‘tekening van een Congolese arbeider’ in het heropende Stedelijk? Saartjie Baartman, de Kaapse ‘Hottentot’ die vanwege haar omvangrijke achterste in de negentiende eeuw in Europese hoofdsteden werd tentoongesteld, revisited.

Speciale charter

Het eerste Europese publiek heeft Boteka inmiddels al bezocht. Begin juni vloog een speciale charter vol met prominente kunstkenners en denkers naar de plantage om er een symposium bij te wonen. Er was zelfs een satellietverbinding met een Canadese expert tot stand gebracht. De foto’s bij het stuk tonen ons ondermeer vier verveeld kijkende blanken achter een tafel. Zij richten zich tot de plantage-arbeiders ‘in curatorentaal’, aldus het artikel. Op de vraag hoe de toeschouwers hierop reageerden, antwoordt Martens: ‘De meeste vragen uit het publiek hadden betrekking op gezondheidszorg en dergelijke.’ Die hadden er duidelijk niets van begrepen.

Er zijn vandaag de dag in Congo eminente onderzoeksjournalisten, echte kunstenaars, lastige sociale media en activisten die ageren tegen de corrupte politici die het land leiden, uitbuiters, krijgsheren en grondstoffenplunderaars. Wat zien zij als een adekwate uitdrukking van onze solidariteit? Nu je er toch bent, Renzo, zoek ze op, luister naar hún ideeen.


graceland, paul simon en de culturele boycot

Een lichte verbijstering overvalt me als ik naar die prachtige documentaire over Graceland kijk. Mijn herinnering: verpletterend project, meeslepende muziek, betoverende concerten, mijlpaal in de solidariteit met de strijd tegen apartheid. 1986, net in dienst getreden bij de Anti-ApartheidsBeweging Nederland, ik.

A man walks down the street
It’s a street in a strange world
Maybe it’s the Third World
Maybe it’s his first time around
He doesn’t speak the language
He holds no currency
He is a foreign man
He is surrounded by the sounds
The sounds
Cattle in the marketplace
Scatterlings and orphanages
He looks around, around
He sees angels in the architecture
Spinning in infinity
He says Amen and Hallelujah

(You can call me Al, Paul Simon)

Goed, ik weet wel dat er gedoe was. Drie vervelende jongens in London die vonden dat Simon met zijn Graceland-project de culturele boycot tegen Zuid-Afrika doorbrak. Ook Dali Tambo was erbij betrokken. Waarom had Simon het ANC niet om toestemming gevraagd?
De documentaire bevat een gedetailleerde reconstructie van het drama. Bommeldingen bij concerten. Hooglopende debatten. Verwijten dat blanke zangers niets van Afrikaanse muziek begrijpen. In een ontmoeting met Simon, 25 jaar later, waant Dali Tambo zich de woordvoerder van een historisch gelijk. Het geluk van de artiesten die Simon in zijn project betrok – Ladysmith Black Mambazo, Ray Phiri, Miriam Makeba, Hugh Masekela, zoveel anderen – was ondergeschikt aan de pijn van de natie, en de natie wilde een boycot, aldus Tambo. Uit naam van de ‘struggle’ spreekt hier de man die als kind naar Londen afreisde alwaar hij ontelbare Zuid-Afrikaanse noodtoestanden lang als balling het slachtofferschap uitbaatte.

Ergens in het diepste geheim ontstonden in de tweede helft van de jaren tachtig de eerste contacten tussen het ANC en vertegenwoordigers van het blanke minderheidsbewind. De beweging begon zich voor te bereiden op een toekomst zonder apartheid. Terwijl de oekazes tot boycot elkaar bleven opvolgen, groeide er een praktijk van meer en meer samenwerking tussen kunstenaars en artiesten uit Zuid-Afrika en wereldwijd. Eind 1987 besloten driehonderd Zuid-Afrikaanse kunstenaars en ‘cultureel werkers’ tijdens een ontmoeting in Amsterdam nog meer de nadruk te leggen op die samenwerking. Barbara Masekela, de zuster van musicus Hugh en hoofd van het Cultureel Departement van het ANC, acteur en theatermaker John Matshikiza, zoon van de legendarische Todd (maker van de King Kong musical), de African Jazz Pioneers, Breyten Breytenbach, Farid Esack, Abdullah Ebrahim, Nadine Gordimer, William Kentridge, ze waren er allemaal bij.
Van Dali Tambo werd nadien niet veel meer gehoord. Totdat hij begin jaren negentig naar Zuid-Afrika terugkeerde en in televisietalkshows voormalige doodseskaders van de apartheid interviewde, binnengehaald op vrolijke muziek en begeleid door halfblote meiden met een veer in hun kont. Die gesprekken leken Dali in het belang van de verzoening. Van zijn honorarium kocht hij een villa en nam hij personeel in dienst. Dat wacht hem op in een rijtje als hij van een buitenlandse reis terugkeert.
Als je de verhalen over Dali Tambo hoort krijg je verdomme zin om iets te boycotten.



Op weg naar Hilversum vertelt de chauffeur over zijn jaren in Zuid-Afrika. Van politieke onrust niks gemerkt. Zwart en blank waren nooit gescheiden. Het waren de ‘zwarte stammen’ die elkaar niet konden luchten of zien. Dat weet meneer toch wel? ‘Ze slaan elkaar de hersens in. Nog steeds.’
In zijn portemonnee bewaart hij foto’s van de tram in Johannesburg. Van Eloff Street omhoog door Twist, door Hillbrow en voor het Chelsea Hotel rechtsaf Abel Road in. Eindpunt in Tudhope Avenue. Elke halte roept herinneringen op. Maar geen heimwee, nee echt niet. Want sinds ‘de chaos’ uitbrak is de wens om ooit nog eens terug te keren vervlogen. Op Google Earth heeft hij al gezien dat de cafeetjes van toen niet meer bestaan. Ook weet hij dat het Johannesburgse centrum een no go area is. En dat de electriciteit niet werkt en de droogte regeert nu alle ‘blanke irrigatiesystemen’ zijn vernietigd.
Ik vraag wanneer hij voor het laatst in Zuid-Afrika is geweest? ‘1975.’
Blijkbaar hoef je er niet meer te zijn geweest om erover te kunnen oordelen.


mandela pacifist?


Mooi stuk in de Volkskrant vanmorgen over Mandela’s liefde voor het boksen. Het is een voorpublicatie uit Schaduwboksen, Nelson Mandela en de nobele kunst van de zelfverdediging, een boek van Erik Brouwer dat vandaag uitkomt. Teneinde de lezer het stuk in te trekken heeft de eindredacteur boven het verhaal gezet dat Mandela ‘een pacifist maar tevens een groot boksliefhebber was.’ Hiermee wordt de geschiedenis … zeg maar … geweld aangedaan. Eind jaren vijftig spoorde Mandela het ANC aan om de apartheid ook met gewapende acties te bestrijden. Alle vreedzame verzet had tot niets geleid,volgens Mandela. Hij onderging militaire training in Algerije. Nog na zijn vrijlating riep de ANC-leider zijn aanhang op de gewapende acties nog niet op te geven. Pas maanden later kondigde Mandela een wapenstilstand af.
Een leider waarderen is hem begrijpen.

(Bovenstaand werk, Mandela Landscape, is van Anton Corbijn en Berend Strik. Meer informatie over deze bijzondere kunstdruk op www.zammagazine.com)