In januari 1995 produceerde ik een item voor Diogenes, het buitenlandprogramma van de VPRO televisie. In een serie over mensen die in historische perioden een rol van betekenis hadden gespeeld, was eerder lord Carrington geportretteerd. Deze Engelse politicus had bemiddeld in het Joegoslavie-conflict. Nu was het de beurt aan Pik Botha, de voormalige minister van buitenlandse zaken van Zuid-Afrika. De eindredacteur belde me in lichte staat van opwinding, zijn knipselmap (die had je toen nog) wekte geen enkele twijfel aan zijn keuze. Ik wierp tegen dat Botha geen rol van betekenis had gespeeld in Zuid-Afrika’s complexe overgang naar democratie. In het land werd hij door velen beschouwd als een opportunist die langs de zijlijn keek in welke richting de wind zou gaan waaien. Om vervolgens mee te zwenken.